Synagoge in de jungle bij Paramaribo
Zestig kilometer ten zuiden van Paramaribo ligt een ruïne in de rimboe. Ooit stond hier een geheel uit Hollandse bakstenen opgetrokken synagoge, gebouwd in 1685. Hoe de stille getuige van uitbundig Joods leven in de jungle er ooit precies heeft uitgezien is niet bekend, want bouwtekeningen ontbreken. Architect Philip Dikland uit Suriname is al jaren op zoek naar het brein achter bedehuis Berache Ve Shalom.
Jodensavanne, zoals deze plaats in het oerwoud al eeuwen heet, herbergt een reusachtig raadsel: Wie was de miraculeuze bouwmeester van deze eerste stenen synagoge in de Nieuwe Wereld?
Ir. Philip Dikland (54), Nederlander van geboorte, is een onvermoeibaar ijveraar voor het behoud van Surinaams erfgoed. Hij woont al meer dan dertig jaar in Paramaribo en verdient er zijn brood als partner in een gerenommeerd architectenbureau. Daarnaast is hij lid van de Commissie Monumentenzorg van het Surinaamse ministerie van Onderwijs. „Dat laatste doe ik natuurlijk niet voor het geld”, grapt hij. Dikland is verder technisch adviseur van de Stichting Jodensavanne, die de Joods-historische boedel in de binnenlanden beheert. Dit alles maakt dat Dikland in de hoogste versnelling praat over de vragen rond de bouw van Berache Ve Shalom (Zegen en Vrede).
„De synagoge werd gebouwd in 1685, dat weten we zeker. Hij kreeg een Hollands model, opgetrokken uit rode Hollandse bakstenen. De indeling leek sterk op die van de Portugees-Israëlitische synagoge van Amsterdam, die maar tien jaar ouder is. De bouwmeester is daarom haast zeker een Nederlander geweest.”
In het oerwoud steekt nog aardig wat rode baksteen boven het maaiveld uit: delen van muren, de vloeren, een bordestrap en zelfs een raamkozijn met klassieke roedenverdeling. Om het hele terrein was een hek geplaatst met aan vier zijden een poort, geflankeerd door stenen zuilen. Die staan er ook nog.
Ooit was dit een fraaie synagoge met een rechtszaal en een bibliotheek: een bouwwerk van 31 meter lang en 14 meter breed. Conform richtlijnen uit de Talmoed stond het gebouw op het hoogste punt van het dorp en stak het met twee verdiepingen van in totaal 11 meter hoogte royaal boven de overige panden uit.
„Er zijn wel wat historische prenten van de synagoge en er is een beschrijving uit 1791, maar er zijn helaas nooit bouwtekeningen gevonden”, vertelt Dikland. „We weten er wel veel van. Er waren een mannenzaal en een vrouwengalerij, het was een rechthoekig gebouw met aan beide breedtezijden een puntige gevel en een steil zadeldak met pannen.” De beschrijving uit 1791 is lyrisch en maakt melding van een prachtig gewelfd plafond, van een fraai bewerkte cederhouten hechal (heilige ark) voor de Thorarollen, van edelmetalen versieringen en van „groote kaarskroonen van geel koper met verscheidenen armen en kandelaars van veelerlei soorten die veel gelds hebben gekost aan de partikulieren die er de gevers van zijn.”
Dikland is gespecialiseerd in de restauratie van monumenten in de historische binnenstad van Paramaribo, die sinds 2002 op de Werelderfgoedlijst van Unesco staat. „Surinaamse gebouwen zijn altijd symmetrisch”, weet Dikland, „maar deze synagoge is dat niet. De trap zit bijvoorbeeld niet in het midden van de gevel.” Er zijn meer raadsels: „De beschrijving uit 1791 rept over vier hardhouten pilaren die het dak dragen, maar we zien in de fundamenten van de ruïne veel meer kleinere draagkolommen. Hebben de auteurs („een geselschap van geleerde Joodse mannen aldaar”) zich vergist? De synagoge en de protestantse Fortkerk op Curaçao hebben ook vier grote kolommen waarop het dak steunt. Van deze godshuizen, die overigens niet uit de 17e maar uit de 18e eeuw stammen, is wel bekend dat de bouwmeester een Nederlander was”, geeft Dikland aan.
Plantagepioniers bouwden in Jodensavanne het Jeruzalem van hun dromen. Het waren Sefardim, gevluchte Joden uit Spanje en Portugal. Ze weken uit voor de inquisitie –de rechtbank van de Rooms-Katholieke Kerk– die sinds 1492 op het Iberisch schiereiland een schrikbewind voerde. Via Nederland en Brazilië zeilden de vluchtelingen naar Curaçao en Suriname. Daar boerden ze goed. Ze vormden zowel op Curaçao als in Suriname in de 17e en de 18e eeuw de grootste blanke bevolkingsgroep. Joden genoten onder het bewind van de calvinistische Oranjes een grote mate van godsdienstvrijheid.
Dikland: „De kolonisatie van Suriname startte rond 1650, er werd dus al flink gebouwd toen er plannen kwamen voor een synagoge in ”het vlek der Jooden”, zoals ergens staat. Eind 17e eeuw waren er in de Nederlanden natuurlijk wel architecten, maar in de koloniën was dat niet het geval. Daar werkte een lokale timmerman vanuit een modellenboek en een stijlenboek aan primitieve bouwtekeningen waarmee hij uiteindelijk een uitstekend bouwwerk kon afleveren. Zo iemand heette een bouwmeester. Je hoefde uiteraard niet besneden te zijn om in opdracht van de Joodse gemeenschap een synagoge te bouwen, maar één ding is zeker: de bouw van deze fraaie synagoge ging de pet van welwillende amateurs te boven.
In Jodensavanne bouwde men voor de ooit wel zeventig Joodse plantages een handelsnederzetting met centrale voorzieningen, zoals een marktplaats, een smederij, een school, een synagoge met rechtszaal en bibliotheek en twee begraafplaatsen. Hoewel we weinig weten uit de beginjaren van de nederzetting staat vast dat al deze functies aanwezig waren.” Mijmerend: „Moet je nagaan, elke sabbat roeiden slaven, soms in de stromende regen, de fraai uitgedoste bewoners vanaf de plantages naar de synagoge.”
In de eerste helft van de 18e eeuw verhuisden veel Joden naar de hoofdstad Paramaribo. Ze bleven de synagoge in Jodensavanne op hoogtijdagen bezoeken. In 1785 vierden 1600 genodigden het eeuwfeest van het bedehuis. Uit aantekeningen is bekend dat slaven wel 300 verschillende gerechten serveerden bij het schijnsel van duizend lampionnen. In 1865 werd er voor het laatst een dienst belegd, daarna raakte het gebouw in verval. De jongste steen van de begraafplaats dateert uit 1871.
De begraafplaatsen leveren trouwens een schat aan informatie. Dikland: „Ongeveer de helft van de overledenen kon een grafsteen betalen. De vaak fraai bewerkte zerken werden besteld in Nederland of in Amerika. Op begraafplaats Beth Haim (Huis van Leven) zijn 452 zerken teruggevonden met Hebreeuwse of Portugese grafschriften en namen als Robles de Medina, De la Parra, Bueno de Mesquita, Fernandes en De Miranda.”
Dikland zocht tevergeefs naar bouwtekeningen of contracten die betrekking hadden op de synagoge Berache Ve Shalom. „In Suriname zijn geen Joodse archieven en in Joodse archieven in Nederland vind je bijna niets uit het Suriname van de 17e eeuw. Ook uit niet-Joodse archieven kwam geen informatie boven water.” Hij kan er nog moedeloos van worden: „In de notariële archieven van Amsterdam trof ik wel contracten aan van Hollandse timmerlieden die naar Suriname werden gehaald voor specifiek omschreven bouwwerken of opdrachtgevers. Europese bouwmeesters liet men echter alleen overkomen als er onvoldoende knowhow in de stad of op de plantages was: hun overtocht was duur en de helft stierf binnen twee jaar aan tropische narigheid. We weten dat iedere plantage in die tijd een technische staf had van wel vijf man voor bouwwerkzaamheden en onderhoud, maar voor specialistisch werk huurde men deskundigen in. Zeker voor de bouw van een synagoge in Hollandse stijl moest toch echt een deskundige uit Holland overkomen. Maar wie was het?”
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werden in Nederlands-Indië gevangengenomen NSB’ers in Jodensavanne gedetineerd. Ze moesten de ruïne van de synagoge en de grafzerken heroveren op het oerwoud. Sinds 1999 wordt het gebied uitstekend verzorgd door indianen uit een naburig dorp.
Guido Robles, eigenaar van een aantal kledingzaken in Paramaribo, is voorzitter van Stichting Jodensavanne. Hij stamt rechtstreeks af van de Joodse pioniers uit de 17e eeuw. „Jodensavanne trekt nu 500 bezoekers per maand, maar is in potentie de grootste toeristische attractie buiten Paramaribo. Wekelijks verzorgt Cynthia McLeod, de zus van CDA-Kamerlid Ferrier, excursies naar deze plaats.” Daar geeft ze met name uitleg over het door haar geschreven boek ”Hoe duur was de suiker?” Daarin gaat het vooral over de onrechtvaardige slavenmaatschappij van Jodensavanne, een aspect dat nog niet zo veel aandacht heeft gekregen.