”Routekaart” Midden-Oosten maakt teleurstellende start
De Amerikanen vinden het de hoogste tijd om knopen door te hakken. „Dit is de tijd voor beide zijden om compromissen te sluiten om vooruitgang te bereiken”, aldus de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken, Colin Powell, deze week bij zijn bezoek aan Bulgarije. Wat hij wil is dat Israël en de Palestijnen de eerste fase uitvoeren van de ”routekaart”, zoals het door het zogenaamde kwartet (de VS, de VN, de Europese Unie en Rusland) gelanceerde vredesplan voor het Midden-Oosten heet.
Vanavond zou de Israëlische premier Ariel Sharon een ontmoeting in Jeruzalem hebben met de Palestijnse premier Mahmoud Abbas, beter bekend als Abu Mazen, de Palestijnse minister voor Veiligheid, Mohammed Dahlan, en de voorzitter van de Palestijnse wetgevende raad, Abu Ala.
Sharon zal van Abbas een programma eisen waarmee de Palestijnse Autoriteit optreedt tegen geweld en terrorisme. De Palestijnse premier hoopt van Sharon een duidelijke verklaring te krijgen dat hij de routekaart accepteert. Powell is er begin deze week niet in geslaagd die toezegging van Israël te krijgen.
Tot nu toe lijkt de routekaart weinig succesvol. Bush repte in een toespraak op 24 juni vorig jaar over de noodzaak tot hervormingen binnen de Palestijnse Autoriteit. „Vrede vereist een nieuw en ander Palestijns leiderschap, zodat een Palestijnse staat kan worden gesticht”, aldus de Amerikaanse president. Hij zei ook dat het Palestijnse volk nieuwe leiders moet kiezen, die geen compromis sluiten met terreur.
Zijn toespraak kwam erop neer dat de voorzitter van de Palestijnse Autoriteit, Yasser Arafat, verwijderd moet worden uit het machtscentrum. Arafat stond terreuraanslagen tegen Israël toe. De Palestijnse leider verkeerde kennelijk in de veronderstelling dat hij op deze wijze meer van Israël gedaan zou krijgen dan wat premier Ehud Barak in juli 2000 aanbood. Dat was een Palestijnse staat naast Israël op vrijwel de gehele Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook.
De Palestijnen leken in eerste instantie aan de eis van Bush te voldoen. Abbas werd op 30 april door de Palestijnse wetgevende raad beëdigd tot premier. Hij benoemde Mahmoud Dahlan tot minister van Veiligheidszaken. De premier verklaarde publiekelijk dat de terreuraanslagen van de Palestijnse zelfmoordenaars de Palestijnen niets dan ellende hadden gebracht. Dahlan trad in 1996 als hoofd van de Preventieve Veiligheid in Gaza op tegen Hamas-leden die betrokken waren bij terreur. Dat leidde ertoe dat het aantal aanslagen in Israël afnam.
Maar de macht van Abbas en Dahlan is tot nu toe beperkt. Arafat blijft de baas over vijf van de zeven veiligheidsapparaten die de Palestijnen rijk zijn. Daartoe behoort de zogeheten Force 17, die actief betrokken was bij terreuraanslagen.
Een ander probleem waarmee premier Abbas kampt is dat hij de steun van de gewone man mist. De activisten van Hamas en de Islamitische Jihad daarentegen genieten brede steun onder het Palestijnse publiek.
Een optreden van Abbas en Dahlan tegen de Palestijnse terreurgroepen zou een burgeroorlog in de Palestijnse gebieden kunnen ontketenen. Abbas kiest daarom de weg van overleg: hij wil de militanten overtuigen dat het beter is te stoppen met terrorisme en te praten met de Israëliërs. De Israëlische regering heeft gezegd dat zij in elk geval geen genoegen wil nemen met een tijdelijk bestand waardoor de terreurgroepen zich kunnen hergroeperen.
In Israël is het aantal terreuraanslagen de afgelopen twaalf maanden drastisch teruggelopen. Maar dat komt niet doordat de Palestijnse terroristen van gedachten zijn veranderd. Integendeel, ze blijven uiterst gemotiveerd om aanslagen uit te voeren. Deze week alleen al ontvingen de Israëlische veiligheidsdiensten meer dan vijftig waarschuwingen voor aanslagen. Dat het aantal bloedbaden is verminderd is vooral te danken aan het optreden van het Israëlische leger op de Westelijke Jordaanoever en in de Gazastrook.
De Palestijnen stellen dat zij de routekaart voor de vrede in het geheel accepteren. „Het is ongelooflijk dat wij ons verplichten tot een plan en de andere kant zegt geen woord”, zei Abu Ala, voorzitter van het Palestijnse parlement. Israëls minister van Defensie Shaul Mofaz zei dat het plan slecht is voor Israël wat de veiligheid betreft. Hij gelooft dat het plan op vele punten moet worden gewijzigd. Eerdere berichten in de Israëlische media spraken van honderd veranderingen die Israël zou willen aanbrengen.
Sharon heeft in recente interviews gezegd dat hij niet wil dat Israël over het Palestijnse volk regeert. Ook sprak hij over „pijnlijke concessies” waartoe hij bereid zou zijn. Maar de bewegingsruimte van Sharon is gering. Hij heeft te maken met rechtse coalitiegenoten die om ideologisch-godsdienstige redenen niets voelen voor terugtrekking van het Israëlische leger uit delen van de Westoever en de Gazastrook. Ook in zijn eigen Likud-partij ondervindt Sharon tegenstand. Het Forum voor het Behoud van de Waarden in de Likud bijvoorbeeld stelt dat Sharon tegen de wil van de partij handelt als hij instemt met het vredesplan van het kwartet.