Buitenland

De waarheid achter de aanslag in Alexandrië

Terwijl wereldwijd het nieuwe jaar feestelijk werd ingeluid met het knallen van champagnekurken en het afsteken van vuurwerk werd de Koptisch-Orthodoxe Kerk in Egypte in diepe rouw gedompeld door twee oorverdovende explosies, die een ongekende verwoesting aanrichtten.

Martin Janssen
7 January 2011 23:50Gewijzigd op 14 November 2020 13:12
Egyptische christenen betogen in Alexandrië nadat er op nieuwjaarsdag een bom bij een koptische kerk is ontploft. Foto EPA
Egyptische christenen betogen in Alexandrië nadat er op nieuwjaarsdag een bom bij een koptische kerk is ontploft. Foto EPA

Op oudejaarsavond hadden zich in de Egyptische stad Alexandrië om 23.00 uur zo’n 2000 kopten verzameld in het kerkgebouw dat is gewijd aan de heilige Markus en Petrus, om het nieuwe jaar te beginnen en God te danken. Om 00.20 uur, precies twee minuten voordat de dienstdoende priester de zegen zou uitspreken, ontplofte vlak voor het gebouw een autobom van 100 kilo. De geur van wierook en kaarsen werd verdrongen door de stank van geronnen bloed.

De huiveringwekkende beelden die de wereld rondgingen, riepen herinneringen op aan 31 oktober 2010, toen zwaarbewapende zelfmoordenaars de Sayyida al-Nadjatkerk in Bagdad binnendrongen en het serene godshuis veranderden in een slagveld. De ongekende orgie van haat en geweld sloeg diepe wonden in de toch al zwaar getroffen gemeenschap van Assyrische christenen in Irak.

De bloedige aanslagen in Bagdad en Alexandrië brachten op pijnlijke wijze een waarheid aan het licht die velen in de westerse wereld jarenlang hebben getracht te ontkennen, maar die eenvoudigweg niet langer kan worden genegeerd. Het betreft de hachelijke situatie van christenen in de islamitische wereld – van Indonesië en Pakistan tot Egypte en Nigeria.

De aanslag op de kerk in Bagdad werd opgeëist door de Islamitische staat van Irak, de tak van al-Qaida in het Tweestromenland. In een onheilspellende verklaring legde al-Qaida indertijd een direct verband tussen christenen in Irak en in Egypte. Al-Qaida liet weten dat de aanslag op de kerk in Bagdad een vergelding was voor de „misdaden” van de Koptische Kerk in Egypte, die twee koptische vrouwen gevangen zou houden die zich tot de islam hadden bekeerd.

Al-Qaida kondigde aan dat alle christenen en christelijke kerken legitiem doelwit waren geworden. De aanslagen in zowel Bagdad als Alexandrië maakten tevens duidelijk dat de veiligheidsdiensten machteloos staan. En de vraag dringt zich op naar het waarom van deze geweldscyclus.

Westerse media gebruiken vaak de term „Arabische christenen” wanneer ze reportages aan bijvoorbeeld de Assyrische christenen in Irak, de kopten in Egypte of maronitische christenen in Libanon wijden. Deze term is echter onjuist. De Assyrische christenen zijn, zoals hun naam aangeeft, directe afstammelingen van de oude Assyriërs en dragers van de Assyrische cultuur. De maronieten zijn de erfgenamen van de oude Feniciërs, en de Egyptische kopten claimen van de farao’s af te stammen. In de zevende eeuw werden hun landen veroverd door de Arabische moslims. Ook na deze islamitische veroveringen vormden de oude christelijke volkeren nog eeuwenlang de meerderheid in hun landen.

De nieuwe islamitische heersers regelden hun verhouding met de overwonnen volkeren via een pact, ”dhimma” geheten. De overwonnen volkeren werd het recht op leven en veiligheid toegezegd, in ruil voor het voldoen aan een aantal voorwaarden. Het ging hierbij om ernstig discriminerende bepalingen. Ze betroffen onder andere het betalen van belastingen, het dragen van speciale kleding en een verbod op het bouwen van nieuwe kerken. Wie dit pact overtrad, verloor daarmee zijn recht op leven en veiligheid.

Wie denkt dat dit een lesje geschiedenis is zonder relevantie voor het heden, komt bedrogen uit. De Egyptische autoriteiten maakten afgelopen week bekend dat Abu al-Shanqiti, een islamitische geleerde uit Mauritanië, een religieuze fatwa had uitgevaardigd waarin hij aanslagen op koptische kerken „in overeenstemming met de islamitische wet” noemde. Al-Shanqiti schrijft in zijn fatwa dat „de Egyptische christenen, door twee vrouwen te kidnappen die zich tot de islam hebben bekeerd, de dhimma hebben overtreden die hun bescherming biedt. We hebben tegenover de koptische christenen geen enkele verplichting meer.” Oude religieuze concepten als de dhimma zijn dus nog springlevend.

Met de komst van de Europese koloniale machten in de negentiende eeuw werd overal in de Arabische wereld Europese wetgeving ingevoerd, die gebaseerd was op gelijkheid van alle burgers voor de wet, ongeacht hun religie. Het zijn ideeën die later zouden worden overgenomen door het seculiere Arabische nationalisme. Het is daarom niet verwonderlijk dat christenen in de Arabische wereld tot de voorvechters behoorden van dit Arabische nationalisme. Ze hoopten dat het zou leiden tot moderne natiestaten in de Arabische wereld, die gelijke rechten zouden garanderen voor alle burgers – moslims én christenen.

Moderne natiestaten zijn per definitie echter ook democratische staten. De tragiek wil dat de nieuwe Arabische nationale republieken, zoals Irak, Egypte en Syrië, zich ontwikkelden tot seculiere socialistische eenpartijstaten. Oppositie werd hardhandig in de kiem gesmoord en dissidente journalisten verdwenen achter de tralies. Deze patstelling maakte de weg vrij voor islamitische krachten, die overal steeds sterker werden. En het waren de christelijke gemeenschappen in het Midden-Oosten die hier het slachtoffer van zouden worden.

Paradoxaal genoeg blijkt de positie van christenen in veel Arabische landen het best gewaarborgd te zijn binnen politieke systemen die het Westen als dictatoriaal omschrijft. De ontwikkelingen in Irak na 2003 onderbouwen deze stelling. Het regime van dictator Saddam Hussein was het Assyrische volk bepaald niet welgezind. Irak werd gedefinieerd als een Arabische republiek en het bestaan van een Assyrische identiteit werd ontkend. Assyrische christenen moesten zich op hun identiteitskaarten identificeren als Koerdisch of Arabisch. Net als de rest van de Irakezen leden ze onder de genadeloze politiek van Saddam Hussein. Maar als christelijke gemeenschap leefden ze wél in relatieve veiligheid.

Deze veiligheid verdween met de ineenstorting van de dictatuur van Saddam. De democratie die de Verenigde Staten in 2003 in Irak invoerden, pakte desastreus uit voor de Assyrische christenen en bevestigde wat de Libanese christenen reeds decennialang weten: dat democratie in het Midden-Oosten een kwestie is van demografie, waarbij democratie gedefinieerd wordt als de „dictatuur van de meerderheid.”

Maronitische christenen in Libanon hebben een sterk ontwikkeld gevoel van hun identiteit. Na de Eerste Wereldoorlog, toen de verhoudingen in het Midden-Oosten opnieuw werden gedefinieerd, lieten ze Frankrijk weten dat ze de voorkeur gaven aan een eigen maronitische staat in het Libanongebergte. Dit strookte echter niet met de visie van de Fransen, die een multiconfessioneel Libanon voor ogen stond. Libanon moest een voorbeeld worden van vreedzame coëxistentie tussen moslims en christenen.

Deze idylle spatten echter reeds in 1975 uit een, toen een bloedige burgeroorlog losbarstte. Sindsdien is de emigratie van maronieten uit Libanon toegenomen en zijn ze van een absolute meerderheid een minderheid geworden. Boven de azuurblauwe horizon van Libanon tekenen zich steeds duidelijker de contouren af van een dreigend conflict tussen soennitische en sjiitische moslims. De Libanese christenen vrezen dat ze bij een uitbarsting van geweld tussen deze twee partijen in de vuurlinie zullen komen te liggen.

Libanese maronieten zijn de afgelopen decennia niet alleen naar het Westen geëmigreerd, maar ook naar buurland Syrië. De positie van christenen in Syrië is relatief goed en is direct verbonden met de aard van het Syrische regime, dat van alevitische signatuur is. De alevieten vormen binnen Syrië een minderheid van 12 procent, die door de soennitische meerderheid vaak nauwelijks als islamitisch wordt beschouwd.

Er is in Syrië een stilzwijgende overeenkomst tussen alevieten en christenen, en het Syrische regime staat garant voor de veiligheid en godsdienstvrijheid van christenen. Het lot van de christenen is dus direct verbonden met dat van het regime. Te vrezen valt dat een omverwerping van het regime tot eenzelfde geweldsspiraal zal leiden als in Irak. Met eventueel dezelfde desastreuze gevolgen voor de christelijke minderheid in het land.

Dit alles onderstreept dat het werkelijke probleem in het Midden-Oosten het ontbreken van democratische rechtsstaten is, die de rechten van hun minderheden grondwettelijk beschermen. Het Arabische nationalisme, waar veel christenen hun hoop op hadden gesteld, heeft veel aan glans verloren en de rode vlag van het socialisme is vrijwel overal vervangen door de groene banier van de islam. Dit heeft belangrijke consequenties voor de christelijke gemeenschappen in de regio.

Het Arabische nationalisme definieerde de inwoners van het Midden-Oosten, moslims én christenen, op basis van hun gemeenschappelijke Arabische nationaliteit. Het politieke islamisme echter, dat overal de kop opsteekt, definieert het Midden-Oosten als islamitisch, waardoor christenen feitelijk buiten worden gesloten. Het heeft de christelijke volkeren, die reeds millennialang op de grond van hun voorvaderen wonen, steeds meer het gevoel gegeven dat ze vreemden zijn geworden in eigen huis.

In deze ontwikkeling vervult Egypte een scharnierfunctie. Met zijn 85 miljoen inwoners is Egypte het belangrijkste Arabische land en hebben gebeurtenissen in Egypte verstrekkende gevolgen voor de gehele Arabische wereld. De politieke islam won de afgelopen decennia steeds meer terrein in Egypte, waardoor de positie van de koptische christenen verslechterde. Radicale predikers heersen in veel moskeeën op de kansels en hebben een klimaat geschapen van haat en onverdraagzaamheid.

Deze radicale predikers houden niet op de affaire van Wafaa Constantine en Camelia Shehata nieuw leven in te blazen. De twee koptische vrouwen zouden zich tot de islam hebben bekeerd. In alle grote Egyptische steden wordt sinds maanden op vrijdag na het gebed door moslims luidruchtig gedemonstreerd, waarbij vijandige leuzen worden gescandeerd tegen de Koptische Kerk.

Ook op 31 december trok een dergelijke betoging door de straten van Alexandrië. Dat in een dergelijk klimaat enkele uren later bommen tot ontploffing worden gebracht voor een kerk, kan feitelijk nauwelijks verbazen.

De Koptische Kerk in Egypte heeft daarom ook de beschuldiging van de Egyptische overheid van de hand gewezen dat de terreurorganisatie al-Qaida verantwoordelijk zou zijn voor de aanslag. De daders –aldus de Koptische Kerk– moeten in Egypte zelf worden gezocht.

Het is in deze sfeer van groeiende politieke instabiliteit dat christenen in de Arabische wereld zich serieus afvragen of er nog een toekomst voor hun kinderen is in hun landen van herkomst. Waarbij een groeiend aantal oosterse christenen, met name in de diaspora, in toenemende mate kritiek uitoefent op hun kerkelijke leiders, die de werkelijke problemen vaak niet bij de naam durven noemen.

Dit werd maandag pijnlijk duidelijk in Egypte, toen de koptische paus Shenuda in een kerk samen met prominente islamitische geestelijken een persconferentie gaf om gezamenlijk de aanslag in Alexandrië te veroordelen. Een grote menigte woedende kopten buiten de kerk dacht hier echter duidelijk anders over en vernielde de auto’s van de islamitische hoogwaardigheidsbekleders, die de kerk in allerijl via de achterdeur moesten verlaten.

De recente aanslagen in Bagdad en Alexandrië maken duidelijk dat de tijd is aangebroken voor kerkelijke herders in het Midden-Oosten om luid en duidelijk te spreken. Om de aan hen toevertrouwde kudde te beschermen. Hierbij gesteund door de westerse kerken, die dienen te beseffen dat niet Israël de reden is dat christenen in het Midden-Oosten massaal hun geliefde vaderland verlaten.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer