Moskeebestuur wist van criminaliteit
Het bestuur, of tenminste een deel ervan, moet op de hoogte zijn van criminele activiteiten binnen de al-Furqaan-moskee in Eindhoven. Dat zei donderdag A. Nielen, brigadier bij de dienst rechercheonderzoek van het Korps Landelijke Politiediensten.
Nielen was (mede)verantwoordelijk voor de processen-verbaal die zijn opgemaakt tegen de twaalf van terrorisme verdachte mannen die momenteel bij de Rotterdamse rechtbank terechtstaan. De mannen worden verdacht van het rekruteren van strijders voor de jihad.
Nielen, die als getuige was opgeroepen, noemde de moskee „een dekmantelorganisatie. Er zijn veel activiteiten binnen de ruimtes”, aldus de brigadier. Uit het verhoor van een van de verdachten is volgens hem duidelijk geworden dat „het bestuur of in ieder geval een aantal personen” op de hoogte moet zijn van allerlei zaken die het daglicht niet kunnen verdragen.
Waarom het moskeebestuur tot op heden niet is aangepakt, wist hij niet. De al-Furqaan-moskee in Eindhoven is opgericht door aanhangers van het salafisme, een radicale islamitische stroming. Tot de oprichters van de moskee behoort de vader van AEL-leider Mohammed Cheppih.
Rechercheur Nielen en zijn compagnon P. van Esch werden aan de tand gevoeld door de advocaten van de verdachten. De politiemannen bleken beter op de hoogte te zijn dan hun superieuren, de teamleiders P. Timmer en H. Meijer. Die toonden eerder deze week weinig inhoudelijke kennis van het dossier te bezitten.
De organisatie was ontrafeld op grond van de handelingen van de groepsleden. Aparte cellen hielden zich bezig met het vervalsen van documenten als paspoorten, met het huren van woningen voor het onderbrengen van vaak illegaal in Nederland verblijvende personen, met de werving van geld en de handel in verdovende middelen. De mannen kenden elkaar wel van gezicht maar wisten niet wat de leden van de afzonderlijke groepjes voor ’werkzaamheden’ verrichtten.
De organisatie van de Algerijnse terroristenorganisatie Groupe Salfiste pour la Predication et le Combat (GSPC) stond model voor het netwerk. Zo was ook Nederland opgedeeld in zones en trof de recherche benamingen aan als zone 6 (Groningen) en zone 2 (regio Eindhoven). Aan het hoofd stonden zogenaamde emirs. Hoofdverdachte was volgens Nielen de Algerijn Rodoin D. (26). Deze zit in Frankrijk vast en is nog niet uitgeleverd.
De leden van de organisatie wisselden niet alleen vaak van auto of woning. Ook de mobiele telefoons gingen van hand tot hand. Om het afluisteren van gesprekken te bemoeilijken, werd vaak gebruikgemaakt van telefooncellen of zogenaamde belhuizen. Een van de woningen waar leden van de groep regelmatig verbleven, was gelegen aan de Vijverhofstraat in Rotterdam. Huurder van die woning was de 32-jarige Kamel T.
Woensdag was die nog getuige. Donderdag werd bekend dat T. na zijn getuigenverhoor alsnog door de politie is opgepakt. Hem wordt, net als de twaalf anderen en de in Frankrijk verblijvende hoofdverdachte, deelname aan een criminele organisatie ten laste gelegd.
Tijdens de zitting bleek dat een van de twaalf verdachten al negen dagen in hongerstaking is. Het is de 40-jarige Amar O., die het niet eens is met zijn behandeling en zijn voorarrest. Het jihadproces duurt nog tot volgende week donderdag.
Vrijdag maakte de rechtbank een begin met het verhoor van de verdachten. Vanaf volgende week maandag of dinsdag worden ze niet meer in gevangenissen in het westen van het land ondergebracht, maar in cellen van het Rotterdamse politiebureau. Rechtbankpresident F. van Klaveren krijgt zo de mogelijkheid om de zittingen ook ’s avonds te laten voortduren. In de gevangenissen is hij gebonden aan sluitingstijden.