Ontwikkelingslanden zoeken ingenieurs
PARIJS (IPS) —Brazilië heeft de komende jaren 360.000 ingenieurs nodig; Afrika bezuiden de Sahara 2,5 miljoen. Vooral in ontwikkelingslanden kiezen veel te weinig jongeren voor de zware studierichting, waarschuwt Unesco, de VN-organisatie voor onderwijs, wetenschap en cultuur.
Brazilië heeft alarm geslagen nu duidelijk wordt hoeveel extra ingenieurs er de komende jaren nodig zijn voor de bouw van stadions en toegangswegen voor het wereldkampioenschap voetbal in 2014 en voor de Olympische Spelen, die in 2016 in het land plaatsvinden. Ook voor de ontginning van de enorme olie- en gasvelden die Brazilië de voorbije jaren ontdekte, geldt in dit opzicht alle hens aan dek.
„We moeten het aantal ingenieurs in ons land de komende jaren verdrievoudigen”, zegt Maria Helena Guimaraes de Castro in Sao Paulo. Zij is een voormalige staatssecretaris van Onderwijs.
Brazilië is geen geïsoleerd geval. Overal in de wereld kampen landen, zowel rijke als arme, met een tekort aan ingenieurs. „Rijke landen kunnen buitenlandse ingenieurs inhuren, maar armere landen verliezen op die manier goedopgeleide mensen die net afgestudeerd zijn”, zegt Tony Marjoram, de redacteur van een rapport dat Unesco heeft opgesteld over het probleem. „Als ze tenminste ingenieurs opleiden. Dat gebeurt namelijk niet overal.”
Volgens Unesco spelen ingenieurs een cruciale rol bij de ontwikkeling van hun land. Dat belang werd echter pas laat onderkend. „Een van de redenen voor de ontwikkelingsachterstand van Latijns-Amerika is dat bijna alle economen in de regio hun hoop hebben gevestigd op de rol van de markt. De fundamentele rol die onderzoek en ontwikkeling spelen in het ontwikkelingsproces negeren ze”, schrijven de auteurs van het Unescorapport.
Ook in Afrika hebben beleidsmensen weinig oog voor de grote betekenis van ingenieurs. „Het is droevig dat Afrikaanse ingenieurs nauwelijks inspraak hebben, zelfs als het gaat om grote projecten in de sfeer van de infrastructuur”, zegt Felix Atume, secretaris-generaal van de Federatie van Afrikaanse Ingenieursverenigingen. Volgens hem houdt dat beloftevolle studenten weg. „Ze kiezen eerder voor rechten, economie en marketing.”
De „minimale interesse voor het beroep van ingenieur” bij scholieren in Latijns-Amerika heeft volgens Marjoram ook te maken met het feit dat ze in het verleden vaak zwak waren in wiskunde en wetenschappen. „Bovendien bestaat de indruk dat de desbetreffende studies vervelend en zwaar zijn en dat het loon later laag uitvalt in verhouding tot de grote verantwoordelijkheid”, aldus de VN-medewerker. „Ingenieurs worden ook eerder als een deel van het probleem gezien dan als oplossing, een gevolg van de negatieve effecten van veel projecten op het milieu.”
Heel wat landen proberen inmiddels wel meer ingenieurs op te leiden. Tunesië bijvoorbeeld wil binnen afzienbare tijd twee keer meer ingenieurs zien afstuderen dan de huidige 3000 per jaar. Daarmee gaat het een enorme uitdaging aan, want ook in Tunesië is de aantrekkingskracht van de studierichting sterk verminderd.
Universiteiten en technische hogescholen moeten ingenieurswetenschappen aantrekkelijker maken, vindt Marjoram. Potentiële studenten moeten kunnen ervaren dat ingenieurs ook bezig zijn met duurzame ontwikkeling, met de bescherming van het milieu en met armoedebestrijding. En verder geeft hij in overweging vrouwelijke studenten extra aan te moedigen, want zij zijn sterk ondervertegenwoordigd.
Een dramatische gebeurtenis in de afgelopen maanden heeft een handje geholpen. Marjoram is ervan overtuigd dat de spectaculaire redding van de 33 Chileense mijnwerkers die 69 dagen onder de grond hadden vastgezeten, wereldwijd goud betekende voor het imago van technici. „De redding toonde ingenieurs op hun best. Een van de problemen is dat ingenieurs vaak niet weten hoe ze zich moeten verkopen. Deze gebeurtenis maakte duidelijk wat zij allemaal voor elkaar kunnen krijgen.”