Helmantel: Kunstenaar moet zijn vak verstaan
Uit goede kunst spreekt altijd „een vermoeden van kennis van zaken”, vindt Henk Helmantel (1945) uit het Groningse Westeremden. En dan gaat het niet per se om realistische kunst. „De wegbereiders van de moderne kunst waren klassiek geschoold.”
Helmantel genoot zijn opleiding aan de Academie Minerva in Groningen – hij studeerde er van 1961 tot 1965. Tegen de heersende kunstopvattingen in legde hij zich toe op het maken van figuratieve kunst. Zijn stillevens en kerkinterieurs herinneren vaak aan Hollandse meesters uit de zeventiende eeuw. Het legde hem geen windeieren; de kunstwerken zijn zeer gewild. Voor een originele Helmantel moet tussen de 10.000 en de 100.000 euro worden neergeteld. In 2008 werd de Groninger uitgeroepen tot Kunstenaar van het Jaar.
Helmantel hecht veel waarde aan de ambachtelijke kant van het schildersvak: perspectief, ruimteweergave, anatomie, stofuitdrukking, de werking van het licht – het zou voor elke kunstenaar gesneden koek moeten zijn. Ook als hij abstract werk maakt. „Waarom waren de wegbereiders van moderne kunst –Picasso, Mondriaan, Malevitsj– kwalitatief zo goed? Omdat ze met kennis van zaken konden vormgeven wat in hun geest leefde. Ze waren klassiek geschoold en dat zie je ook in hun abstracte werk terug.”
Moderne kunstenaars gebruiken heel nieuwe middelen om kunst te maken: video, de computer. Maakt dat verschil?
„Een kunstenaar die ideekunst, of conceptuele kunst, maakt hoeft natuurlijk niet de klassieke middelen te gebruiken om zich uit te drukken. Het gevaar is wel aanwezig dat er bloedeloze kunst ontstaat als de kunstenaar het vak niet beheerst. Dan loopt moderne kunst dood in onkunde. Een pianist die moderne, atonale muziek wil maken, zal toch ook de basisbeginselen van de muziektheorie moeten beheersen.”
Hoe kijkt u aan tegen het huidige kunstonderwijs op de academies?
„Er is eenzijdig aandacht voor ideekunst, voor het experiment, voor het gebruikmaken van nieuwe media. Ik mis het ambachtelijke aspect van kunst in de opleidingen; dat is zo goed als verloren gegaan. Die klacht hoor ik vrij algemeen. Vrijwel nergens wordt nog geleerd om met klassieke middelen iets te verbeelden – een stilleven, een portret, een interieur te maken. Wie dat wil leren moet naar de academie in Florence of Sint-Petersburg. Of naar de Wackers Academie in Amsterdam. En sinds kort kunnen ze ook in de stad Groningen terecht.”
Hoe staat het met de opleiding aan Minerva?
„Nadat ik mijn opleiding had afgerond is er veel veranderd. Minerva was een klassieke academie, hoewel in mijn tijd de moderne kunst al wel om de hoek kwam kijken. Nog een poosje is er een tweesporenbeleid gevoerd waarbij zowel figuratieve als experimentele kunst aandacht kregen. Maar dat is nu nagenoeg voorbij. De laatste docenten die zich tot de noordelijke realisten rekenden, zijn er vertrokken. In Groningen is daarom vijf jaar geleden noodgedwongen de particuliere Klassieke Academie opgericht. Ik geef er elk jaar een masterclass van enkele dagen.”
Hoe zou u het kunstonderwijs graag vormgegeven zien?
„De klassieke aanpak zou wat mij betreft opnieuw een plek moeten krijgen op de academies. Het zou goed zijn als deze naast de experimentele werd aangeboden, zodat aankomende kunstenaars weer leren tekenen en schilderen, de basisvaardigheden meekrijgen. Dat ze de ontwikkeling van de kunstgeschiedenis in hun bagage meekrijgen. Vroeger was het zo dat je het vak leerde door iets na te tekenen. Pas in een later stadium mochten studenten ”uyt den gheest” gaan werken.”
Is dat niet alleen van belang als de kunstenaar de zichtbare werkelijkheid wil weergeven, zoals in de zeventiende eeuw gebeurde?
„Ik geloof niet dat het mogelijk is om puur vanuit een innerlijke expressie goede kunst te maken. De Cobragroep liet zich wel inspireren door primitieve Afrikaanse kunst, maar vergeet niet dat die kunst aan duidelijke regels was gebonden. Ook expressionisten hebben baat bij een klassieke vorming. Picasso beheerste bijvoorbeeld allerlei verschillende stijlen en gebruikte die op een doordachte manier. Karel Appel had ook een klassieke opleiding genoten. Hij heeft een aantal schilderijen gemaakt die ik prachtig vind – in de Kunsthalle van Emden hangen er bijvoorbeeld een paar. Het gaat erom dat de kunstenaar het metier de baas is en weet wat hij doet.”
Theoretici zeggen dat de klassieke schilderkunst aan haar eind is gekomen. Ze zou niets nieuws meer te bieden hebben en alleen het experimentele zou toekomst hebben.
„Ook in moderne kunst zie je een herhaling van zetten. Er is veel kopieerlust. Kijk maar naar al die variaties op het werk van Malevitsj, van de Cobragroep, van Mondriaan. Er is maar zelden iets waarvan ik zeg: Dat heb ik nog niet eerder gezien. Daar moeten we trouwens ook geen punt van maken. Het gaat erom dat het kunstwerk een eigen karakter heeft. Dat dwingt respect af en daardoor is het in staat om mensen te raken. Ook met klassieke middelen is het nog steeds mogelijk om kunst te maken dat een eigen gezicht heeft. De noordelijke realisten zijn daar een goed voorbeeld van. Iemand als Diederik Kraaijpoel maakt bijvoorbeeld heel karaktervol werk.”
Hoe waardeert u moderne kunst?
„Ik ben een liefhebber van de Amerikaan Mark Rothko, die met allerlei kleurvlakken werkte. In mijn kunstverzameling heb ik een aantal werken van Kees Stoop; hij kon prachtig tekenen, maar maakte ook zuiver abstract werk. En eerder dit jaar heb ik met bewondering in de Hermitage in Amsterdam staan kijken naar het ”Zwarte vierkant” van Kazimir Malevitsj. Zowel qua concept als qua uitvoering is dit een prachtig schilderij. Het zwart vibreert en de witte rand eromheen leeft in alle poriën. Dit is pure schilderkunst. Een getalenteerd kunstenaar maakt altijd iets waar je van opkijkt, iets waar spanning in zit. Wat dat betreft worden er in de figuratieve kunst maar al te vaak plaatjes gemaakt die het gewone niet ontstijgen. Een goed schilderij gaat de afbeelding voorbij.”
En uw eigen werk?
„Ik schilder figuratief in een stijl die verwant is aan de uitgangspunten van onder anderen Hollandse meesters uit de gouden eeuw. Maar ik neem wel kennis van moderne ontwikkelingen – dat lijkt me een gezonde houding. De twintigste eeuw zit daarom wel degelijk in mijn werk. Soms zijn er abstracte invloeden aan te wijzen. Van Mondriaan bijvoorbeeld, in de strakke compositie van een stilleven dat wordt gedomineerd door horizontale en verticale lijnen.”