Bewust een punt gezet achter beunhazerij
APELDOORN – Behoefte om zijn eigen straatje schoon te vegen, heeft hij niet. Met zijn talrijke zwarte klussen in de avonduren en weekends zat Ronald Derksen (51) op een verkeerd spoor. Punt. Of is het toch een puntkomma? „Ook degene die een zwartwerker vráágt, heeft een verantwoordelijkheid. Dat wordt wel eens vergeten.”
In de woonkamer van zijn vrijstaande huis in het zuiden des lands gaan de gedachten van Derksen –hij heet in werkelijkheid anders– terug naar de jaren zeventig van de vorige eeuw. Hij is als monteur werkzaam bij een installatiebedrijf. Het zijn drukke tijden, mede doordat de centrale verwarming her en der haar intrede doet.
In het dorp waar Derksen woont, is zijn vader middenstander. In de contacten met klanten verneemt hij het al snel als een geiser problemen vertoont of een kachel er de brui aan geeft. Als de plaatselijke loodgieter een punt achter zijn loopbaan zet, wil Derksen senior hen niet in de kou laten staan. „Ronald komt wel even”, klinkt het regelmatig.
„Zo ben ik langzaam maar zeker in een circuit van zwartwerk gerold”, blikt Derksen terug. „Mijn werkgever wist ervan en stimuleerde het zelfs. Er was toch werk zat. Soms zei hij: „Die mensen hebben het niet zo breed. Wil jij op zaterdag een klusje voor hen doen?” Hij leverde dan het materiaal en ik deed het werk.”
Derksen geeft deze bezigheden niet op aan de Belastingdienst. Soms knaagt het aan hem dat hij het Rijk tekortdoet, maar intussen gaan zijn bezigheden onverminderd door. „Mijn werk is mijn hobby. Dat speelde mee. En ik kon geen nee zeggen. Dat zit in mijn karakter.”
De monteur beseft dat de aandacht voor zijn gezin er steeds meer bij inschiet. „Het werk naast mijn baan nam alleen maar toe. Als ik thuiskwam, moest ik na het eten direct weer weg en liet ik mijn vrouw met onze vier kinderen achter. Ik werd continu uit mijn gezin gehaald. De mensen voor wie ik werkte, beseften dat nauwelijks, denk ik.”
Ook op zaterdagochtend is Derksen vrijwel altijd weg. Na verloop van tijd neemt het werk hem zelfs op zaterdagmiddag in beslag. „Ik ging met tegenzin op pad. Dat het geld opleverde, verzachtte de pijn enigszins. Er waren perioden dat ik een dubbel maandsalaris verdiende.”
De hoeveelheid werk neemt niet alleen toe, de zwarte klanten worden ook steeds veeleisender. „Soms belden ze me zelfs tijdens werkuren op de mobiele telefoon van mijn baas of ik ogenblikkelijk kon komen omdat de kachel kapot was. Ik zat in een circuit waar ik niet meer uit kwam.”
Zijn beunhazerij plaatst de hervormd-gereformeerde monteur steeds nadrukkelijker voor geestelijke vragen. „Ik verlangde ernaar om aan het avondmaal te gaan, maar als het formulier werd gelezen, besefte ik dat het niet kon. Dat begon ik steeds moeilijker te vinden. Ik wist dat wat ik deed grote zonde was. Dat knaagde steeds meer aan mijn ziel.”
In preken wordt meer dan eens de vinger gelegd bij het doen van zwartwerk, is Derksens ervaring. De andere kant mist hij wel eens. „Het was zonder meer fout dat ik het werk niet opgaf voor de belasting. Maar van degenen voor wie ik werkte, gaf 99 procent het waarschijnlijk ook niet op. Daar hoor ik bijna nooit iets over.”
Derksen wil zijn activiteiten niet deels vergoelijken met het argument dat hij soms minderbedeelden te hulp schoot. „Natuurlijk heb ik wel eens mensen geholpen die het financieel zwaar hadden, maar daarmee praat ik mezelf niet schoon. Voor de meesten was het geld geen probleem. Ik hielp een doorsnee van de bevolking, ook directeuren en zelfs een dominee die in de buurt een vakantiewoning had.”
In 2006 heeft Derksen een gesprek met zijn predikant, naar aanleiding van een preek over het geven aan de keizer wat des keizers is. Daarin ging het ook over geldgierigheid. „Het leven is meer dan geld. Wat doen we met onze tijd?”
Hij besluit een punt te zetten achter zijn beunhazerij. „Ik heb God vergeving gevraagd voor wat ik jarenlang verkeerd heb gedaan.”
Hij overweegt niet de Belastingdienst alsnog een betaling te doen voor het werk dat hij jarenlang zwart heeft gedaan. „Ik zou niet weten hoeveel dat zou moeten zijn. Dat is niet te achterhalen. Ik heb ook rekeningen geschreven die mensen vergeten zijn te betalen en waar ik nooit achteraan ben gegaan.”
Derksen meldt de beslissing die hij heeft genomen aan zijn werkgever. Deze is bereid zijn privéklanten een speciale aanbieding te doen. De monteur stelt een brief op met het aanbod onderhoud en reparaties voortaan via het bedrijf van zijn baas te laten lopen.
Hij bezorgt deze op de circa 250 adressen waar hij van tijd tot tijd klust. Minder dan 10 procent van zijn klanten gaat op het aanbod in. „Sommigen zeiden dat ze een andere beuner gingen zoeken of ze vroegen zelfs aan mij of ik nog iemand wist. Ook kerkmensen. Dat viel me eerlijk gezegd tegen.”
Zijn principiële beslissing geeft Derksen innerlijke rust. Weliswaar gaan zijn inkomsten achteruit, maar hij geniet ervan nu regelmatig een avond thuis zijn of met zijn vrouw op de fiets te stappen. Ook heeft hij vaker tijd om naar een Bijbelkring te gaan. „De stap die ik zette komt het geestelijke leven ten goede.”
Derksen wil nooit terug naar de oude situatie. Slechts voor een handjevol hoogbejaarden in het dorp verricht hij in zijn vrije tijd nog cv-onderhoudswerkzaamheden. „Ik vraag geen geld, maar zeg, ongeacht van welke kerk ze zijn: „Gooi het zondag maar in de collectezak.””
Dit is het vierde deel in een serie over zwartwerken. Maandag deel 5.