Rijke weldoeners kunnen kunstsector redden
Het kabinet wil 200 miljoen euro bezuinigen op kunst en cultuur en de getroffen sector schreeuwt moord en brand. Dr. Helleke van den Braber, docent algemene cultuurwetenschappen aan de Radboud Universiteit in Nijmegen, ziet de zon echter in het water schijnen.
Het zou helemaal niet zo slecht zijn als culturele instellingen –orkesten, opera’s, toneelverenigingen– minder afhankelijk werden van overheidssubsidies, vindt Van den Braber. „De huidige situatie bestaat pas sinds de Tweede Wereldoorlog. Daarvóór zorgden rijke weldoeners –mecenassen– voor de financiering van de kunsten.” Van den Braber deed onderzoek naar het mecenaat in de 19e eeuw en in de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw.
Hoe zou u een mecenas willen omschrijven?
„Als een weldoener die één of meer kunstenaars ondersteunt. Hij wil niet alleen het vervaardigen van kunst mogelijk maken, maar zorgt er ook voor dat kunst het publiek bereikt. De mecenas doet dat niet voor niets, want hij wil er beter van worden. Het gaat hem echter niet om geldelijk gewin, maar bijvoorbeeld om het verkrijgen van aanzien of invloed. Het geeft ook een goed gevoel wanneer je iets mogelijk maakt dat zonder jouw steun niet kon. Bedrijven die geld aan kunst besteden, vallen niet onder het begrip mecenaat. Zij willen uiteindelijk immers verdienen aan sponsoring.”
Hoe komt het dat het mecenaat in Nederland nooit echt tot bloei is gekomen?
„We hebben hier geen hofcultuur gehad zoals in Frankrijk, Italië of Spanje. De vorsten in die landen trokken allerlei kunstenaars aan die door hen werden ondersteund. Ze legitimeerden hun machtspositie door via kunst te laten zien dat ze niet voor niets de machtigsten waren: alleen zij waren financieel in staat om zulke mooie kunst door zo veel getalenteerde kunstenaars te laten maken. In Nederland ging het mecenaat vooral uit van de gegoede burgerij, maar dat gebeurde op kleinere schaal en met veel beperktere middelen.”
In de jaren dertig van de vorige eeuw was er net als nu sprake van een economische crisis. Hoe overleefden de kunsten toen?
„Kunstenaars moesten het inderdaad doen zonder overheidssteun. Geldgebrek zorgde ervoor dat het kunstleven vervlakte. Om het hoofd boven water te houden, waren de meeste kunstenaars genoodzaakt om commercieel te gaan werken. Toch waren er ook in deze crisistijd rijke mensen die het belang inzagen van experimentele, vernieuwende kunst. Er was een besloten circuit van weldoeners die salon hielden voor kunstenaars. Via introductie kon je tot zo’n salon toegang krijgen; de mecenas steunde je dan op allerlei manieren. Soms had hij wel zeventig tot tachtig kunstenaars onder zijn hoede. De dichters Hendrik Marsman en J. C. Bloem en de kunstschilder Bart van der Leck werden bijvoorbeeld door vermogende weldoeners ondersteund.”
Is dat een situatie waar de cultuursector weer naar terug moet?
„Het huidige kabinet wil fors bezuinigen op kunst en cultuur. De sector moet de komende jaren 200 miljoen euro inleveren en daar komt nu de verhoging van het btw-tarief bij. Instellingen zijn nu wel gedwongen om meer dan voorheen de markt op te gaan en andere bronnen van inkomsten te zoeken. Overigens is dit geen nieuw beleid. Al een jaar of vijftien staat er in elke cultuurparagraaf dat kunstinstellingen zelf ook geld moeten verdienen. De omvang daarvan was 15 procent, maar nu trekt de overheid zich verder terug.”
Hoe zouden culturele instellingen aan extra geld kunnen komen?
„Neem bijvoorbeeld het Gelders Orkest. Dat heeft een soort mecenaatskring van donateurs gevormd die een financiële bijdrage leveren. In ruil daarvoor krijgen ze allerlei voordelen. Ze worden uitgenodigd voor premières of er worden bijeenkomsten voor hen georganiseerd waarop ze informatie over het orkest of over het muziekprogramma krijgen. Het gaat, kortom, om nabijheid bij de makers van kunst. Mensen zijn daar toch wel gevoelig voor.
Een andere manier voor kunstenaars om aan werkkapitaal te komen is het zogenaamde ”crowd funding”. Ze vragen mensen vooraf geld te geven zodat ze een boek kunnen gaan schrijven of een kunstwerk maken. Als beloning ontvangen de geldschieters naderhand een exemplaar van het boek of (bijvoorbeeld) een zeefdruk van het kunstwerk. De kunstenaar zal in zo’n geval vooraf een plan moeten maken. Dat is misschien een beperkende factor, maar anderzijds werkt het stimulerend als je weet dat er markt is voor je product.”
Moet een mecenas verstand van kunst hebben?
„Het is heel belangrijk dat weldoener en kunstenaar artistieke ideeën uitwisselen. Dan is de samenwerking het vruchtbaarst en ontstaat er iets moois. Om mecenassen te stimuleren is het daarom goed om hen aan te spreken op hun passie voor kunst.”
Dank zij de steun van weldoeners kan de overheid zich wellicht nog verder terugtrekken. Worden zij geremd door die vrees?
„Dat was in het verleden zeker het geval. Eventuele mecenassen zijn om die reden terughoudend geweest als het ging om financiële bijdragen aan culturele instellingen. Nu zie je echter het omgekeerde gebeuren. De overheid doet zo’n forse stap terug dat de sector in zijn voortbestaan wordt bedreigd. Het kabinet speculeert erop dat rijke weldoeners zullen bijspringen om een kaalslag te voorkomen. Deze schoktherapie kan heilzaam zijn omdat de band tussen kunst en samenleving erdoor wordt versterkt.”
Is het niet beter dat de overheid zich helemaal niet met kunst bemoeit?
„Er is sprake van een paradox. Kunst is in zichzelf waardevol voor de samenleving en verdient daarom overheidssteun. Het probleem is dat het geld per definitie gaat naar kunst die niet zonder kan omdat er te weinig belangstelling voor is. Dat maakt het voor de overheid lastig om deze steun te verdedigen. Wat mij betreft moeten we een balans zien te vinden. Als de overheid ervoor zorgt dat kunstenaars zonder geldzorgen onbekommerd kunnen werken, is de prikkel om het publiek te bereiken niet sterk en loop je de kans dat er bloedeloze, in zichzelf gekeerde kunst ontstaat. Andersom is het zo dat als een kunstenaar moet sappelen om rond te komen, er ook geen goede kunst ontstaat. We moeten niet in de situatie verzeild raken dat slechts een kleine groep kunstenaars kan experimenteren, zoals dat in de jaren 30 van de vorige eeuw het geval was. Het is daarom goed dat de overheid de vinger aan de pols blijft houden. Vooruitstrevende kunst is immers de canon van de toekomst. Al te sterke afhankelijkheid van weldoeners heeft trouwens ook nadelen. In zo’n situatie is de kunstenaar overgeleverd aan de wisselende smaak en aan de goedwillendheid van de begunstiger. Het gaat om het vinden van het juiste evenwicht: de overheid verleent steun, maar de sector moet zelf ook de broek zien op te houden.”
Hoe kan het mecenaat weer aantrekkelijk worden gemaakt?
„De cultuursector heeft meer tijd nodig om zich op de nieuwe situatie in te stellen. De verhoging van de btw-tarieven per 1 januari komt veel te vroeg en zorgt er bovendien voor dat het publiek het laat afweten. Op die manier wordt het gat dat de mecenas moet dichten wel erg groot.
Er bestaat in Nederland ook nog geen cultuur waarin kunstweldoeners gemakkelijk uit de schaduw treden. Mediamagnaat Joop van den Ende is een voorbeeld met zijn steun aan de podiumkunsten. En de schrijver en kunstverzamelaar Han Nefkens is eerder dit jaar in zee gegaan met museum Boijmans Van Beuningen in Rotterdam. Dergelijke initiatieven zouden meer publiciteit kunnen krijgen omdat anderen dan worden geprikkeld om ook zoiets te doen. Wat dat betreft kunnen we iets leren van Amerika. Als je daar een flinke som schenkt aan een museum dan wordt er een zaal of een vleugel naar je vernoemd. Wij vinden dat te patserig, te pronkend. Het past niet zo bij onze cultuur. Maar het zou goed zijn als we onze mecenassen wat meer waardeerden. Dankbaar zijn voor een gift, weldoeners erkenning geven is belangrijk. Het zijn niet ‘alleen maar’ geldschieters, ze hebben vaak een warm hart voor kunst.”
Mecenas
De term ”mecenas” is afgeleid van de naam Gaius Cilnius Maecenas (70-8 voor Chr.), een rijke Romein. Hij diende onder keizer Augustus als zijn vervanger bij diens buitenlandse reizen en als een soort minister van Binnenlandse Zaken. Hij was de beschermheer van schrijvers als Vergilius, Propertius en Horatius. Reeds in de oudheid kreeg zijn naam de betekenis van ”beschermer en ondersteuner van de kunst”. Maecenas huldigde het principe dat men soms vrijgevig moet zijn om later des te meer te kunnen ontvangen.
Enkele bekende mecenassen uit de geschiedenis zijn Alfons X van Castilië, Lorenzo de’ Medici, paus Julius II en Hendrik VIII van Engeland.