Sociaal rechercheur: Als ik fraude ruik, moet die vinger erachter
UTRECHT – Soms huilen mensen als Hans (55) ze vertelt dat de gemeente hun fraude in het oog heeft. Soms bedanken ze hem. Maar soms ook niet. „Ik ben eens zó bedreigd dat ik nog maandenlang zenuwachtig in mijn spiegels heb gekeken.”
Hans is sociaal rechercheur bij de gemeente Utrecht. Zijn taak is het om Utrechtenaren die onterecht een uitkering opstrijken, in de kraag te vatten. Burgers die, om een hogere toelage te bemachtigen, bijvoorbeeld niet melden dat ze samenwonen, of naast hun uitkering zwartwerken.
Zoals de man die in de bijstand zat, maar vijf dagen per week in het holst van de nacht vanuit Utrecht de reis maakte naar een bakkerij in Hilversum. Hans: „Daar opende hij de zaak, bakte brood en hielp de klanten. Pas na sluitingstijd vertrok hij weer.”
Dergelijke vormen van misbruik worden in Utrecht hard aangepakt. Sinds de invoering in 2004 van de nieuwe bijstandswet, de WWB, is dit ook lucratiever geworden voor gemeenten. Vorig jaar werd er door Hans en zijn collega’s in totaal voor meer dan 2,8 miljoen euro aan bijstandsfraude opgespoord. De gemeente schrapt vervolgens vaak de uitkering en vordert de ten onrechte betaalde bedragen terug. Ligt het fraudebedrag boven de 10.000 euro, dan wordt er ook een proces-verbaal opgemaakt en beslist het openbaar ministerie over strafvervolging.
Als sociaal rechercheur behandelt Hans die grotere zaken. Door zijn bevoegdheid als buitengewoon opsporingsambtenaar kan hij vaak nét een stapje verder gaan dan sommige van zijn collega’s. Zo mag Hans onder meer telefoonlijnen aftappen en bankgegevens opvragen.
Dat laatste deed hij ook in de ‘bakkerszaak’. Hans: „En zoals wel vaker bij dit soort gevallen bleek ook hier dat meneer geen geld van zijn betaalrekening uitgaf aan boodschappen, wat een indicatie kan zijn voor het bezit van zwart geld. Dat gold ook voor het feit dat hij rondreed in een Mercedes-Benz die op naam stond van zijn dochter.”
Door de koppeling van gemeentelijke bestanden worden steeds meer vormen van uitkeringsfraude al in een vroeg stadium ontdekt. Toch is de gemeente voor de aanpak van zwartwerkers vooral afhankelijk van anonieme tips. In 2009 kwamen er in Utrecht 109 binnen.
Na zeventien jaar in het opsporingsvak duikt Hans nog altijd gretig op iedere melding die grond lijkt te hebben. „Als ik fraude ruik, is het steeds weer een uitdaging om de vinger erachter te krijgen.” Afhankelijk van de complexiteit kan een onderzoek dagen, weken, zo niet maanden duren. Gemiddeld handelt Hans jaarlijks zo’n twintig zaken af.
Na het vooronderzoek, observaties en het horen van getuigen, volgt de confrontatie met de fraudeur. Daarbij lopen de emoties wel eens hoog op, zegt de sociaal rechercheur. „Kijk, mijn vak is het om de vinger op de zere plek te leggen. Dat kan soms best confronterend zijn.”
Zo herinnert hij zich nog scherp een visfileerder uit de regio Bunschoten-Spakenburg die in tranen uitbarstte toen Hans hem kwam vertellen dat zijn fraude was ontdekt.
Officieel zat de man volledig in de WAO. „Hij kon niets meer, had hij gezegd.” Toch fileerde hij nog drie dagen per week vis voor zijn oude werkgever. Alleen nu zwart. „Hij kwam uit een strenggereformeerd milieu en zijn vrouw wist van niets. De man schaamde zich kapot.”
Hoewel de sociaal rechercheur geraakt kan worden door dergelijke reacties, blijft fraude voor hem toch fraude. „Er wordt zó veel geld gestolen van de overheid. Goedwillende burgers draaien hier uiteindelijk voor op. Daarnaast kan iedere uitkeringseuro die ten onrechte naar dit soort mensen gaat, niet worden besteed aan burgers die deze steun écht nodig hebben.”
Hans verwacht dat het aantal burgers dat uitkeringsfraude pleegt de komende tijd wel zal stijgen. „Door de crisis komen steeds meer mensen in een penibele situatie terecht. Als alles duurder wordt, terwijl burgers er aan de andere kant in inkomen op achteruit gaan, is het maar een heel klein stapje naar frauderen.”
Maar lang niet iedere fraudeur is een bijstandsmoeder die nauwelijks kan rondkomen, zegt Hans. „Maak je geen illusies. Soms gaan mensen heel kil en uiterst geraffineerd te werk. Ik heb zaken gehad waar de fraude de 200.000 euro ontsteeg.”
Behalve dat hij soms wordt ontvangen met tranen, wordt Hans ook wel bedankt door fraudeurs. En dat is dan niet cynisch bedoeld, zegt hij. „Nee, soms zijn mensen écht blij dat er door mij een einde is gekomen aan hun dubbelleven. Het vergt nogal wat van iemand om steeds over de schouder te moeten kijken of niemand iets in de gaten heeft. Als ik dan vertel dat we alles weten, valt er een druk van hen af. Dan pakken ze je hand en zeggen ze: Bedankt!”
Minder hartelijke bejegeningen komen echter ook voor. Tot nu toe bleef het bij verbale agressie, maar ook woorden kunnen hard aankomen, zegt Hans. „Zo werd ik eens op mijn werk telefonisch bedreigd door de man wiens vrouw ik even daarvoor had gesnapt. Hij zou me thuis opzoeken, dreigde hij, en dat zouden mijn vrouw en kinderen niet leuk vinden.”
Zijn adres had de man niet, maar toen Hans een halfuur later naar huis ging, was op de auto’s van alle gemeenteambtenaren een A4’tje geplakt waarop een beloning van 500 euro werd uitgeloofd voor zijn adres. „Toen kreeg ik het Spaans benauwd. Niet omdat ik zélf bang was, maar die man kwam aan mijn gezin, mijn vrouw, mijn kinderen, mijn hond. Dan sta je met je rug tegen de muur. Dan ben je machteloos, angstig. Ik heb drie maanden lang op weg naar huis continu mijn spiegels in de gaten gehouden en rotondes twee keer genomen om te zien of ik werd gevolgd.”
Dit is het derde deel in een serie over zwartwerk. Vrijdag deel vier.