Vergadercircuit rond EU-conventie draait op volle toeren
Druk overleg dinsdag in Straatsburg over de voorstellen die aan de orde zijn in de Europese conventie. Nu de beslissende fase is aangebroken, wordt er onder toenemende tijdsdruk gezocht naar gezamenlijke standpunten.
Het vergader- en onderhandelingscircuit draait op volle toeren. Immers, nog slechts vijf weken resten. Op 20 juni moet de denktank die plannen maakt voor bestuurlijke hervormingen binnen de EU een ontwerp voor een gemeenschappelijke grondwet overhandigen aan de regeringsleiders.
Het schema voor het finale stadium is te krap bemeten, valt her en der te beluisteren. In een conclaaf van de vertegenwoordigers vanuit het Europees Parlement klonk dinsdag dan ook een pleidooi voor de mogelijkheid van uitstel voor het presenteren van een deel van het beoogde document tot eind juli. De Griekse premier Simitis, die in de eerste helft van 2003 de agenda van de Unie beheert, zou daar niet afwijzend tegenover staan.
„We zijn te laat met concrete teksten begonnen”, meent Maij-Weggen (CDA), die behoort tot de delegatie uit het EP. Pas in februari, een jaar na de start van de werkzaamheden van de 105 leden tellende conventie, presenteerde Giscard d’Estaing als voorzitter een eerste versie van een aantal artikelen.
Morgen en overmorgen vindt er in Brussel in een plenaire zitting een debat plaats over de institutionele aspecten ofwel de machtsvraag en over de toekomstige werkwijze op het gebied van het buitenlands en het defensiebeleid. Twee lange dagen, van ’s morgens halftien tot ’s avonds acht uur, zijn gereserveerd voor een discussie over wat op het verdere traject waarschijnlijk de lastigste thema’s zullen blijken om overeenstemming over te bereiken.
De hoeveelheid ingediende amendementen op de voorlopige voorstellen van het presidium over de onderwerpen in dit kader illustreert het controversiële gehalte al: maar liefst zo’n duizend stuks. Een heikele kwestie betreft bijvoorbeeld de vraag of de EU een voltijdvoorzitter moet krijgen. Getalsmatig houden de beide kampen elkaar nagenoeg in evenwicht. Daardoor zal een keuze voor of de ene of de andere optie altijd veel weerstand oproepen.
En dat terwijl het realiseren van een zo groot mogelijke consensus voor de conventiegangers erg belangrijk is. Nadat hun concept voor de herinrichting van de Unie op tafel ligt, gaan namelijk de premiers ermee aan de slag. Bij die politieke elite berust volgens de spelregels de bevoegdheid om definitieve besluiten te nemen over verdragsherzieningen. De afgevaardigden hebben dus niet het laatste woord, zij mogen alleen aanbevelingen doen.
Maar als zij erin slagen een werkstuk af te leveren dat onder hen zeer brede steun geniet, wordt het voor de regeringsaanvoerders moeilijk daarvan af te wijken. Een rapport dat sterke verdeeldheid blootlegt, verschaft die politici daarentegen alle ruimte om naar eigen goeddunken knopen door te hakken.
Absolute unanimiteit binnen een zo omvangrijk gezelschap als de conventie lijkt overigens een illusie. „Consensus over een bepaald punt zal ongeveer betekenen dat niemand er heel erg tegen is”, zoals een europarlementariër het formuleert. Andere definities van dat begrip zijn evenzeer denkbaar.
Bij menigeen heerst twijfel of Giscard, die als prototype van een Franse president nogal eigenzinnig pleegt op te treden, wel de soepelheid zal opbrengen om rekening te houden met de wijzigingsvoorstellen. „Ik constateer tot dusver geen grote bereidheid om aangereikte aanpassingen over te nemen. Laten we trachten de voorzitter tot meer flexibiliteit te bewegen”, zegt het Duitse EP-lid Brok.
Zijn collega Maij-Weggen waarschuwt het vroegere staatshoofd: „Het zou een dramatisch effect veroorzaken als slechts een minimum aan amendementen zou worden gehonoreerd in de door het presidium te vervaardigen eindtekst. Dan openbaart zich een enorm frustratie en kun je consensus wel vergeten. Giscard moet niet proberen de komende weken over ons heen te walsen met nauwelijks veranderde teksten. Hij mag niet het werk alleen doen, zonder voldoende draagvlak, want dan zullen de regeringsleiders straks hun eigen lijnen trekken en is de conventie voor niets geweest.”
Gistermiddag kwam voorzitter Prodi van de Europese Commissie op zijn initiatief naar Straatsburg voor beraad achter gesloten deuren met prominenten uit het Parlement. Hij wil graag de klokken gelijkzetten en met het EP één front vormen om de zogenaamde communautaire methode, belichaamd door de Commissie, te versterken.
De twee genoemde instanties zijn elkaars natuurlijke bondgenoten. Zij geven als supranationale instellingen uitdrukking aan het federale gedachtegoed, waarbij zij in de uiterste consequentie van dat model, onafhankelijk van de hoofdsteden, als regering en volksvertegenwoordiging de scepter zwaaien over een verenigd Europa.
Hun tegenspeler is de Raad, waarin de kabinetschefs en de ministers van de lidstaten vanuit hun nationale invalshoek en op basis van onderhandelingen en afspraken met elkaar zakendoen. De grote landen, Frankrijk voorop, streven ernaar juist die intergouvernementele component in het gemengde systeem dat de EU kenmerkt te verstevigen. Zij voeren graag zelf de regie als er in Europees verband beleid wordt gemaakt en weigeren ondergeschikt te raken aan een bestuurscollege in Brussel.
EP-voorzitter Cox sprak na afloop van het overleg met Prodi van „een nuttige uitwisseling van inzichten.” Tegelijk benadrukte hij dat voor een succesvolle afronding van de conventie alle partijen bereid dienen te zijn tot compromissen. Wat hem betreft kan dat betekenen dat er een fulltime EU-voorzitter komt die waakt over de continuïteit van de agenda en die goed samenwerkt met de overige instellingen. Iemand met beperkte macht; „Geen president, maar een voorzitter”, in de bewoordingen van Cox.