Buitenland

Actief EU-lid Finland heeft veiligheid NAVO niet nodig

Terwijl bijna alle landen in de omgeving zich in rap tempo aansluiten bij de NAVO, zal de nieuwe regering van Finland dat niet doen.

Wim Verseput
13 May 2003 09:37Gewijzigd op 14 November 2020 00:18

Of deze Finse solopositie nog overkomt in West-Europa? „Als de mensen in Nederland het niet meer begrijpen, is dat hun probleem en niet van de Finse regering”, zegt de minister van Buitenlandse Zaken laconiek.

Erkki Tuomioja bleef Finland naar buiten toe vertegenwoordigen, ondanks het verlies dat zijn sociaal-democratische partij bij de verkiezingen in maart leed. Hij is al minister van Buitenlandse Zaken sinds februari 2000. Voor die tijd was hij al krap een jaar minister van Handel en Industrie. De huidige, in april aangetreden regering wordt geleid door de links-liberale Centrum Partij, die tot dan toe in de oppositie zat. Wel hebben de sociaal-democraten van Tuomioja en de links-liberalen van premier Aneli Jäätteenmäki hetzelfde aantal ministerzetels in het kabinet, namelijk acht. Nog eens twee ministerzetels worden bezet door de Zweedse Volkspartij, de partij die de belangen van de Zweedstalige minderheid in Finland behartigt.

Finland is zo langzamerhand in de Oostzeeregio wel een buitenbeentje als het over de NAVO gaat. Slechts ’grote broer’ Zweden is nog geen lid van het militair bondgenootschap. Maar Polen en de Baltische republieken zijn inmiddels zonder voorbehoud van de partij, terwijl de twee overige Scandinavische landen Denemarken en Noorwegen van meet af aan al hecht verankerd zijn geweest in de Noord-Atlantische samenwerking.

Hoe is de Finse uitzonderingspositie te verklaren? Tuomioja: „Ook al zijn we geen lid, we doen op veel punten mee met de NAVO. We zijn tevreden met de situatie zoals die is, want we hebben op geen enkele manier het gevoel dat Finland een tekort aan veiligheid heeft. Dat de Baltische staten lid zijn geworden, speelt geen enkele rol voor onze binnenlandse situatie en internationaal gezien evenmin. Dertig jaar geleden zou dat mogelijk wel een enorme impact hebben gehad. Verder weet niemand hoe de NAVO zich in de toekomst ontwikkelt. Het zou bijvoorbeeld een soort reserveleger kunnen worden voor de VS of de verlengde arm van het geïndustrialiseerde noorden. Afgezien daarvan is Finland niet het slachtoffer van het verleden. Dat zijn eerder de Baltische staten.”

Volgens Tuomioja is Finland daarentegen wel geïnteresseerd in een gezamenlijk en zelfstandig Europees defensiebeleid. Finland heeft na de toetreding in 1995 sowieso een actieve EU-koers gevaren. Dat kan allerminst van de andere Scandinavische landen worden gezegd.

Noorwegen is helemaal geen lid van de EU, Denemarken kampt met afzijdigheid op belangrijke deelterreinen, zoals de gemeenschappelijke munt, en is zelfs ook tegenstander van een Europese defensie. Zweden maakt evenmin deel uit van ”euroland” en grote groepen van de bevolking zijn bepaald niet enthousiast over de EU als zodanig.

Ook in dat opzicht is Finland in Scandinavië met zijn onvoorwaardelijke EU-aanpak een buitenbeentje. Tuomioja illustreert die positie door te onderstrepen, dat de EU vaak ten onrechte als een zwak, onsamenhangend geheel wordt verketterd. „Europa is helemaal niet zo zwak als het lijkt”, verklaart hij. „Het neemt een eerste plaats in op terreinen als internationale handel en ontwikkelingshulp. Het speelt ook een doorslaggevende rol in diverse wereldwijde processen. Zonder de EU zou er bijvoorbeeld geen sprake zijn van een WTO en een internationaal tribunaal voor oorlogsmisdaden. Ook in het Midden-Oosten is de rol van de EU substantieel geweest. Oké, de VS zijn daar van essentiële betekenis, maar zonder de inbreng van de EU was er geen Palestijnse Autoriteit gekomen.

Uiteraard is er nog veel werk aan de winkel, onder meer om de positie van de EU in onderhandelingen verder te legaliseren. De pogingen daartoe worden door ons gesteund. De Europese veiligheids- en defensiepolitiek is voorts al operationeel, bijvoorbeeld in Macedonië, en wij zijn er klaar voor om de opbouw van gemeenschappelijke strijdkrachten van de grond te krijgen. Heel veel wat al draait, kan in dat Europese defensiebeleid worden geïntegreerd. Zoals samenwerking bij de productie van wapens en logistieke planning. Veel landen werken daarin bij voorbaat al samen. We zouden ernaar moeten streven alle landen erbij te betrekken, wat niet wil zeggen dat alle landen altijd overal aan moeten meedoen. Luxemburg en Malta hoeven uiteraard niet per se aan alles bij te dragen. Ik hoop dat we tot een consensus kunnen komen ten aanzien van deze manier van denken. De meerderheid van de landen gaat al uit van zo’n benadering.”

Als één ding heeft laten zien dat er een behoefte bestaat aan een echt gemeenschappelijk Europees beleid, is dat de 11e september 2001 geweest, zo meent Tuomioja. „De kwestie Irak bleek voor een dergelijke gemeenschappelijkheid echter niet geschikt. Maar Europees defensiebeleid is breder dan militaire kwesties. Het gaat immers ook over milieu, migratie, internationale criminaliteit, nieuwe ziektes, terrorisme enzovoorts. Aan geen van deze problemen kan het hoofd worden geboden met één allesomvattend instrument, want er is een heel arsenaal van verschillende instrumenten nodig.”

De oorlog in Irak bewees andermaal dat het er met de veelbezongen gezamenlijkheid in de Scandinavische regio maar heel pover voorstaat. Denemarken ontpopte zich als onvoorwaardelijke bondgenoot van de VS en Groot-Brittannië en stuurde troepen mee naar het slagveld. Maar Noorwegen, Zweden en Finland vonden dat een oorlog zonder instemming van de Veiligheidsraad van de VN niet kon.

Deze verdeeldheid zal niet verbazen als je de verschillen qua politieke samenstelling van de Scandinavische landen goed bekijkt. Maar dat neemt niet weg dat de regeringen regelmatig bij elkaar zitten in de zogenaamde Noordse Raad, het samenwerkingsverband van de Scandinavische landen (of Noordse landen, zoals men het zelf noemt). De mededelingen die uit de Noordse Raad plegen te komen, wekken bovendien de indruk dat de landen het altijd roerend met elkaar eens zijn.

Is de raad uiteindelijk maar een zinloze discussieclub met als resultaat niet veel meer dan een hoop schone politieke schijn? Tuomioja: „De Noordse samenwerking is nooit in die hoge mate van politieke aard geweest. Aan de andere kant lopen we wel vaak tegen dezelfde politieke problemen aan. Een voorbeeld is het ontwikkelingsbeleid. Als de Noordse Raad desondanks door critici een praatclub wordt genoemd, vind ik dat best. We hebben als Scandinavische landen onderling meer gemeen dan veel andere landen. Je kunt het een natuurlijke affiniteit noemen.”

En wat heeft Finland de EU en de wereld in het algemeen te bieden? „We hebben veel waarop we trots mogen zijn als Finnen”, antwoordt de bijna 57-jarige bewindsman. „Ik kan noemen dat we globaal hoog scoren als het op het ontbreken van corruptie aankomt. We hebben een schoon milieu, doen het goed in de internationale commerciële concurrentie en staan aan de top bij de toepassing van informatietechnologie, terwijl we meer in onderzoek en ontwikkeling investeren dan veel andere landen. Ik denk dat het voor anderen de moeite waard is om daar eens naar te kijken, maar we zijn geen zendelingen en gaan er niet mee lopen leuren.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer