Elster grafheuvel geeft geheim prijs
Eeuwenlang waren de grafheuvels op de Utrechtse Heuvelrug bij Elst onbekende, bescheiden monumenten van een vergeten beschaving. Archeoloog David Fontijn brengt daar morgen verandering in met de presentatie van de resultaten van zijn grafheuvelonderzoek.
Wie door de bossen achter Elst dwaalt, kijkt er gemakkelijk overheen. De tamelijk kleine ronde heuvels die her en der verspreid tussen bomen en struikgewas oprijzen en naadloos overgaan in het landschap.
Schijn bedriegt, ontdekte de Rhenense amateurarcheologe Lot Delfin. „Ze wandelde elke dag met haar hondje door de bossen bij Elst en ontdekte in 1970 dat hier grafheuvels lagen”, vertelt dr. David Fontijn, archeoloog aan de Universiteit Leiden. „Keer op keer raapte ze er scherven op. Ze registreerde bovendien al haar vondsten nauwkeurig.” Een aantal ervan ligt nu in gemeentemuseum Het Rondeel, andere zijn in het provinciale depot in Utrecht ondergebracht.
Op Lot Delfins aanwijzingen groeven archeologen in 1971 een paar kleine sleuven in de heuveltjes op de Elsterberg. Ze concludeerden dat het inderdaad om grafheuvels uit de bronstijd ging. „Dat was tamelijk opzienbarend”, vervolgt Fontijn. „In Nederland zijn nu zo’n 3000 officieel geregistreerde grafheuvels te vinden, de meeste op de Veluwe en in Drenthe. Maar ook op de Utrechtse Heuvelrug zijn er veel te vinden.”
Grafheuvels zijn een algemeen verschijnsel op het noordelijk halfrond, constateert de Leidse archeoloog. „Het is een Europees-Noord-Aziatisch gebruik geweest om doden te begraven in grafheuvels. Je zou zelfs een grafheuvelwandeling kunnen uitzetten van Ierland naar Siberië.”
Archeologen gingen in 2006 nogmaals aan de slag bij de grafheuvels op de Elsterberg, nu onder leiding van Fontijn.
„De grafheuvelgroep van de Elsterberg is zo’n 2000 jaar voor Christus aangelegd door een boerengemeenschap. Al spoedig bleek dat we niet te maken hadden met een kerkhof. De grafheuvels liggen verspreid in het landschap: hier een heuvel en daar een heuvel. We moesten moeite doen om te achterhalen welke bij elkaar horen. De mensen hebben op nog geen 100 meter afstand van de grafheuvels gewoond.”
Een van de grafheuvels was zelfs op het erf van een boerderij aangelegd, ontdekte het Leidse team. „De dateringen van de boerderij en de heuvel verschillen nauwelijks, de bewoner is waarschijnlijk op zijn eigen erf begraven. Het feit dat deze persoon in een grafheuvel werd begraven, duidt erop dat hij een belangrijke positie innam in de toenmalige samenleving.”
De Leidse archeologen hebben hun onderzoek verricht aan twee grafheuvels, de Unitas 1 en de Delfin 190. „Dat was fantastisch om te doen. We hebben met de hand vijf dagen staan ploeteren. Geregeld kwamen we mensen tegen in het bos. Die wisten niet eens dat hier grafheuvels lagen.”
Het team vond vooral scherven. „Voor gouden schatten moet je niet in deze grafheuvels zijn. De mensen hadden ze waarschijnlijk wel, maar vonden ze te kostbaar om mee te geven aan de doden.”
Uit de scherven van Delfin 190 –gedateerd op 1400 voor Christus– konden de archeologen echter heel wat afleiden. Zo hadden de makers op de bodem van de grafheuvel de scherven van een elders kapotgeslagen pot gestrooid, voordat ze de dode in foetushouding begroeven. „Die scherven hadden waarschijnlijk een ritueel doel, waarvan de betekenis ons ontgaat.” Om de grafheuvel legden ze een greppel aan om de doden van de levenden te scheiden.
Later werden soms ook de gecremeerde overblijfselen van anderen in een urn begraven in de wanden van de grafheuvel. Opvallend is volgens Fontijn dat latere bewoners van het gebied ook „respectvol” met de grafheuvels omgingen. „Ze kregen in de ijzertijd een belangrijke plaats in de religie. De Bataven bijvoorbeeld bouwden vanaf 250 voor Christus vierkante greppels rond de grafheuvels en deden vermoedelijk aan voorouderverering.”
Na het begin van de jaartelling werd het stil rond de grafheuvels op de Elsterberg. Sommige heuvels waren toen al zo’n 2000 jaar oud. Terwijl andere grafheuvels in Nederland in de middeleeuwen de rol van ”galgenberg” kregen –waar executies plaatshadden– of werden weggeploegd, raakte de Elsterberg overwoekerd door bomen en struiken.
Het gebied rond Rhenen en Elst was echter allerminst achtergebleven in de Romeinse tijd. In de vroege middeleeuwen was het zelfs een regionaal machtscentrum. Dat blijkt onder meer uit de walburg op de Grebbeberg –een verdedigingswerk met aarden wallen– en uit de rijke schat die gevonden is bij Remmerden. Op de Heuvelrug daarachter ontbreekt van de laatste 2000 jaar ieder spoor van menselijke aanwezigheid.
Fontijn: „Dat we nu zo veel weten over de archeologie van de Heuvelrug hebben we vooral te danken aan de inspanningen van de onlangs overleden Delfin. Het was uniek wat zij in die tijd deed. Mede dankzij haar nauwkeurige systeem van registratie konden we haar scherven en de onze naadloos op elkaar laten aansluiten.”
Boerenleven
De boerengemeenschap die de grafheuvels heeft gebouwd, hield rundvee en pleegde akkerbouw op ”celtic fields”, omwalde vierkante akkertjes, zo blijkt uit luchtfoto’s van het gebied.
Ze woonden in langwerpige boerenwoningen van zo’n 30 meter lang, aldus David Fontijn. „Die hadden de vorm van een boerderij zoals wij die nu ook nog kennen.” Bij opgravingen vlak bij Remmerden vonden archeologen de paalafdrukken van dergelijke boerderijen terug in de bodem.
De Heuvelrug laat vandaag een scherp contrast zien tussen het hoge en het lage gedeelte. Het hoge gedeelte is bos, het lage gedeelte is bewoond.
„Dat was 2000 jaar voor Christus allerminst het geval”, stelt Fontijn. „Het landschap was open. Zowel het hoge als het lage gedeelte was in cultuur gebracht als landbouwgrond.”
Reuzenpot
Vlak bij grafheuvel Unitas 1 vonden de Rhenense amateurarcheologen Joop Mom en Heinz Reusink in 1996 de resten van een grote prehistorische pot, een zogeheten potbeker. De scherven lagen tussen de wortels van een boom die tijdens hevig onweer was omgewaaid.
„De pot was oorspronkelijk zo’n 70 centimeter hoog en prachtig versierd”, weet David Fontijn na de reconstructie ervan. „Helaas kreeg de pot nooit de aandacht die hij had verdiend.”
Bijzonder was ook dat de pot oorspronkelijk op zijn kop was neergezet bij de grafheuvel. Hij moet daar ergens tussen 2300 en 1800 voor Christus doelbewust zijn begraven door prehistorische mensen.
„Hij heeft duidelijk iets met de heuvel te maken”, denkt Fontijn. „Mogelijk zaten er grafgiften of voedsel onder. Het kan echter ook een offer voor de doden zijn geweest.”
Twee boeken
David Fontijn, archeoloog aan de Universiteit Leiden, overhandigt morgenavond in Gemeentemuseum Het Rondeel in Rhenen de eerste exemplaren van twee boeken over grafheuvels op de Elsterberg aan de Rhenense burgemeester Van Oostrum en aan gedeputeerde Raven van de provincie Utrecht.
Het gaat om de wetenschappelijke publicatie van ”Living near the dead: The barrow excavations of Rhenen-Elst. Two millennia of burial and habitation on the Utrechtse Heuvelrug” (ISBN 978 90 8890 055 6) en het publieksboek ”Op de randen van de Rug. Grafheuvels op de Utrechtse Heuvelrug” (ISBN 978 90 8890 047 1).