„Noord-Koreaans ‘Pearl Harbor’ onvermijdelijk”
BRUSSEL – Goed nieuws sijpelde begin deze week uit een van de WikiLeakslekken. China zou Noord-Korea willen opofferen als bufferstaat omdat men het bizarre gedrag van „dat verwende kind” meer dan zat is. Als dat waar is, betekent dit het einde van het Noord-Koreaanse schrikbewind. Maar ís het waar?
Staat het stalinistisch regime in Pyongyang op het punt zijn laatste steun- en toeverlaat China te verliezen? Jonathan Holslag, onderzoeker Internationale Politiek aan de Vrije Universiteit van Brussel, heeft zo zijn twijfels. Enerzijds erkent hij dat de Chinezen gefrustreerd zijn over het onverantwoorde gedrag van de Noord-Koreaanse machthebbers. Daar komt bij dat China, als grootmacht in wording, zich steeds meer als een verantwoordelijke speler op het wereldtoneel wil etaleren, en daar past steun aan een grillig regime als het Noord-Koreaanse niet bij.
Maar of er sprake is van een omslag ten aanzien van Noord-Korea? Dat gaat Holslag te ver. Liever spreekt hij van een „voortgaand debat” onder de politieke leiders in China, met voor- en tegenstanders van zo’n nieuwe opstelling.
Ook columnist David Pilling van de Britse krant Financial Times zwakte deze week de suggestie af dat Noord-Korea voor Peking geen waarde meer zou hebben als bufferstaat tegen Amerikaanse opdringerigheid. Hij wijst erop dat China ook dit jaar weer meermalen het Noord-Koreaanse regime de hand boven het hoofd heeft gehouden. Zo weigerden de Chinezen de torpedoaanval op een Zuid-Koreaans marineschip in maart te veroordelen. Verder uit Peking juist steeds meer zorg over „de Amerikaanse bemoeienis” met de Oost-Aziatische regio, iets wat niet strookt met het opgeven van een bufferstaat. Daar komt bij dat China aan Noord-Korea eenzelfde soort pseudokapitalistische economie wil opdringen als het zelf heeft. Om dat te bereiken is handhaving van het huidige bewind juist noodzaak.
Maar hoe zit het dan met die WikiLeaksinformatie? Net als Holslag concludeert Pilling daaruit dat de Chinese buitenlandse politiek kennelijk geen eenheidsworst meer is, maar tegenstrijdige visies en prioriteiten kent.
Dr. Andrei Lankov, hoogleraar aan de Kookmin-universiteit in Seoul (Zuid-Korea) suggereerde deze week dat Noord-Korea zélf af wil van die eenzijdige afhankelijheid van de Chinese buurman. Dat is namelijk in strijd met een oud Noord-Koreaans principe om minstens twee bondgenoten te hebben – en dan het liefst twee rivaliserende, want die kun je tegen elkaar uitspelen.
Met de artilleriebeschietingen van vorige week en de onthulling van een splinternieuwe nucleaire installatie enkele dagen daarvoor, wilde Pyongyang de Amerikanen en Zuid-Koreanen pressen tot nieuw overleg, aldus Lankov. Chantagediplomatie van het zuiverste soort dus, maar wel doordacht en gedoseerd. „Het is alsof het regime in het bijzonder tegen Washington –dat Noord-Korea de laatste jaren negeert– wil zeggen: kijk onze kant op, want we zijn nog levensgevaarlijk.”
Twee Noord-Koreakenners die Lankovs kijk op de zaken niet delen zijn B. R. Myers (directeur van het Instituut voor Internationale Studies aan de Dongseo Universiteit) en de Zuid-Koreaanse oud-diplomaat Ra Jong Yil. In afzonderlijke opiniestukken wezen ze deze week juist op het irrationele gedrag van het regime.
Zo gelooft Myers niet dat Noord-Korea uit is op provocatie, bedoeld om de VS weer aan de overlegtafel te krijgen. Hij is ervan overtuigd dat het nog altijd een „ultramilitairistische ideologie” is die het regime drijft. Hereniging van de twee Korea’s moet volgens deze ideologie met militair geweld gebeuren. Of, zoals ze in Pyongyang zelf zeggen: „Hereniging gebeurt op de punt van onze bajonetten.” Net zoals het Westen een ”economie eerst”-beleid voert, heeft Noord-Korea een ”militairen eerst”-beleid, dat het voortbestaan van het land even vanzelfsprekend afhankelijk maakt van „militaire zeges” en vernedering van „de vijand.” Het regime is tot op het bot agressief van aard, aldus Myers, en om die reden voortdurend op ramkoers met de buitenwereld.
Een soortgelijke opvatting huldigt Ra Jong Yil. Hij rept van een verdergaande militarisering van de Noord-Koreaanse samenleving, waarbij de strijdkrachten de politiek en de diplomatie bepalen – en, voegt hij eraan toe, steeds moeizamer kunnen dictator Kim Jong Il en zijn zoon dat. Verwijzend naar het keizerlijke Japan ten tijde van de Tweede Wereldoorlog en de aanval op Pearl Harbor in 1941, waarschuwt de diplomaat voor de riskante gevolgen. „Een regime dat niets anders meer voor zijn overleving in handen heeft dan wapens, zal overgaan tot onverantwoorde militaire acties en dreigingen met geweld.”
Hij waarschuwt met name de Chinese autoriteiten om deze gevaarlijke „interne dynamiek” in Noord-Korea meer ter harte te nemen in plaats van het buurland te blijven gebruiken als pion in het geopolitieke steekspel met de VS.