„Leg China geen westers model op”
APELDOORN – „Een obscene daad” noemde de Chinese regering de toekenning van de Nobelprijs voor de vrede aan Liu Xiaobo, de Chinese mensenrechtenactivist die sinds december 2008 in China gevangenzit. Was het een reactie van een regime dat zelf criminele trekken vertoont, of is hier sprake van een misverstand tussen Oost en West, tussen twee totaal verschillende culturen?
Die vraag is van belang omdat de ruzie rond de prijstoekenning voortduurt, en inmiddels is verschoven naar de prijsuitreiking, volgende week. Opmerkelijk is dat er de afgelopen weken ook niet-Chinese stemmen waren te beluisteren die het opnamen voor de Chinese staat. Zo’n stem was die van Kishore Mahbubani, auteur van het boek ”De eeuw van Azië” en onderzoeker aan de universiteit van Singapore. In een opiniestuk in The International Herald Tribune stelde hij onlangs dat de toekenning van de prijs aan Liu Xiaobo het Chinese volk meer kwaad dan goed zal doen.
Kishore betreurt het dat in de westerse visie vooruitgang op het terrein van mensenrechten enkel wordt bereikt door verzwakking van de staatsmacht en door vergroting van de individuele vrijheid ten koste van die staatsmacht. Terwijl China uit ervaring weet dat verzwakking van de staat altijd leidt tot chaos. Waarom zijn de laatste dertig jaar –gerekend sinds de tijd dat Deng Xiaoping zijn hervormingen begon– de beste jaren van China sinds de 19e eeuw geweest? vraagt Kishore zich af. Omdat Deng en zijn opvolgers erin slaagden het juiste evenwicht te vinden tussen het (economisch) liberaliseren van de samenleving en het handhaven van de openbare orde, aldus Kishore. En, voegt hij eraan toe, dat is een hele kluif in een land met 1,3 miljard mensen.
Dat tot die handhaving van de orde ook het neerslaan van de studentenopstand op het Plein van de Hemelse Vrede in juni 1989 hoorde, neemt Kishore op de koop toe. Hij verwijt het Westen dat het zich blindstaart op die tragische gebeurtenis in Peking en dat het de positieve trend waarvan toen al sprake was, in het kwade daglicht van die ene tragedie zet. Pas maar op dat door de toekenning van de Nobelprijs voor de vrede ‘Tiananmen’ niet wordt herhaald, luidt de boodschap van Kishore. De prijs zou immers het delicate evenwicht in China tussen ontwikkeling en orde opnieuw kunnen verstoren, waardoor het land andermaal in chaos dreigt te vallen en de staat tot hardhandig ingrijpen en het terugdraaien van vrijheden is genoodzaakt.
Aan westerse zijde was het deze maand de Belgische wetenschapper Cedric Ryngaert die China bijviel. Ryngaert doceert internationaal recht aan onder andere de Universiteit Utrecht en schreef in de Internationale Spectator van deze maand een artikel onder de kop ”Mensenrechten in China: werk in uitvoering”.
Hij benadrukt dat China een politieke ontwikkeling doormaakt die aansluit bij het „succesvolle Oost-Aziatische ontwikkelingsmodel” en waarin politieke hervormingen en die op het terrein van de rechtsstaat zullen volgen nadat een autoritair regime eerst voor economische opening en groei hebben gezorgd. „Dat betekent dat de mensenrechten tijdens die eerste fase onvolledig zijn verwezenlijkt, althans vanuit een Westers liberaal-democratisch perspectief”.
Ryngaert ziet in China een autoritair regime aan het werk dat zorgt voor snelle economische groei, en om die groei vast te houden en uit te bouwen werkt China aan een „embryonale rechtsstaat” rond het handelsrecht, waardoor transacties op economisch gebied worden beschermd. Zou China een op westerse leest geschoeide politiek liberalisme te vroeg doorvoeren, dan zou het ten prooi kunnen vallen aan een verlammende politieke cultuur waarin belangengroepen zich meester maken van de politieke agenda. Die invloed kan het nemen van impopulaire beleidsbeslissingen bemoeilijken en de economische opmars van China stuiten, en de miljoenen armen nog armer maken.
Het Westen moet accepteren, aldus Ryngaert, dat de mensenrechtensituatie in een land als China, dat midden in een economische overgang zit, anders is dan in het Westen. Westerlingen dienen zich te hoeden voor verabsolutering van opvattingen over mensenrechten die in werkelijkheid cultureel bepaald en verankerd zijn.