Tolstoj werd in februari 1901 uit de kerk gezet. Tegen de zin van de synode stond hij een christelijk geloof voor waarin Christus niet een mysterieuze zoon van God was, maar een mens met een eenvoudige en grootse leer. Niet de kerkleiders, maar de eenvoudige boeren waren volgens hem de dragers van het geloof. Volgens Sjevkoenov heeft de schrijver zich met zijn opvattingen zelf uit de kerk gezet, hoewel hij moet toegeven dat vele Russisch-orthodoxen zich zeer door de schrijver geïnspireerd voelen.

Tolstoj heeft de Russen ongeluk gebracht en zijn talent misbruikt om de geestelijke en maatschappelijke grondslagen van Rusland te verwoesten, schrijft Sjevkoenov. De kerk verwijt hem dat hij de geesten rijp heeft gemaakt voor de revolutie van 1917, waardoor de communisten aan de macht kwamen. Dat leidde tot een vervolging van de kerk zonder weerga en daarom is een verzoening met de schrijver onmogelijk, laat Sjevkoenov weten.