Geschiedenis

Beredeneerde dapperheid

Hij verkeerde tijdens de oorlog vele malen in levensgevaar, maar piekerde er niet over zich terug te trekken uit de strijd voor de waarde die naar zijn overtuiging de Nederlandse cultuur eeuwenlang stempelt: vrijheid. In hoeverre staat vrijheid volgens mr. Pierre Louis baron d’Aulnis de Bourouill, drager van de Militaire Willemsorde, onder druk door islamisering? „Ik denk wel eens: Ach, kom, waar hebben we het over?”

Ben Tramper
12 November 2010 08:07Gewijzigd op 14 November 2020 12:29
mr. Pierre Louis baron d’Aulnis de Bourouill. Foto RD, Henk Visscher
mr. Pierre Louis baron d’Aulnis de Bourouill. Foto RD, Henk Visscher

Het ordekruis voor de hoogste onderscheiding wegens uitzonderlijke daden van moed, trouw en beleid valt in de woonkamer van zijn Haagse appartement nauwelijks op: het is op zwart fluweel gespeld, in een klein doosje op een boekenkast. De 91-jarige baron kreeg het zestig jaar geleden uitgereikt uit handen van prins Bernhard voor zijn activiteiten in het verzet. De geallieerden dropten hem in 1943 als geheim agent in Nederland. Hij verbleef er bijna twee jaar, het langst van alle spionnen die in bezet gebied werden afgezet.

Over zijn oorlogservaringen en zijn motivatie om aan het verzet deel te nemen spreekt D’Aulnis de Bourouill, afkomstig uit een hugenotengeslacht, met een opmerkelijke helderheid van geest. De huidige ontwikkelingen in de samenleving volgt hij op de voet, al is hij bescheiden en niet zonder zelfspot als hij zijn analyses te berde brengt. „U ziet: helemaal wereldvreemd ben ik niet”, grapt hij als het gesprek gaat over de opkomst van het populisme.

Hoe zou u zichzelf willen typeren?

„Als tamelijk gereserveerd. In mijn doen en laten ben ik ingesteld op logica: wat je doet, moet kloppen met wat je zegt en andersom. Logisch, ja, dat ben ik. Niet psychologisch. Ik doe weinig aan psychologie.”

U treedt niet graag op de voorgrond?

„Nee. Houd mij maar op de achtergrond. Daar voel ik mij het meeste thuis. Ik ben niet zo’n uitbundige man.”

Wel een moedige man?

„Nu ja, in zekere zin. Dat heeft ook met mijn voorkeur voor logica te maken. Als ik vind dat iets moet gebeuren, dan doe ik het, ongeacht de consequenties. Die zie ik wel, maar die houden mij niet tegen. Wat moet worden gedaan, moet worden gedaan.”

Wat verstaat u onder moed?

„Ik ken er een aardig, Engels versje over. „To be brave, is to behave bravely when your heart is faint, so you can be brave only when you really ain’t.” Dat betekent: Moedig ben je als je je dapper gedraagt terwijl je jezelf als zwak ervaart.”

Klinkt diepzinnig.

„Valt mee. Kijk, je kunt ook dom-dapper zijn. Dan verricht je een moedige daad, alleen doe je dat min of meer impulsief. Moedig ben je als je iets beredeneerd doet. Je kent de risico’s, maar je laat je er niet door afschrikken. Dat is het verschil.”

Wat maakt dat iemand doorgaat waar anderen afhaken?

„Zelfdiscipline. Dat is erg belangrijk. Je krijgt het door opvoeding en oefening. In de krijgsmacht word je getraind om bevelen op te volgen, zelfs als je leven gevaar loopt. Zeker, gevoelens van angst kunnen opspelen. Dat heb ik zelf vaak ervaren. Maar je moet er niet te veel aandacht aan geven. Je denkt aan wat je doet, niet aan wat je voelt. Aan dat laatste kom je in oorlogshandelingen ook helemaal niet toe. Daar heb je het veel te druk voor.”

U bent het verzet ingerold toen u nog rechten studeerde in Leiden. Wat bracht u ertoe?

„Heel eenvoudig: ik was als student enthousiast bezig met de voorbereiding op mijn loopbaan. Toen wilden de Duitsers mij opeens m’n toekomst afpakken en op mijn stoel plaatsnemen. Ik zei: Eraf. En eruit, nu meteen! Dat klinkt primitief, maar daar kwam het wel op neer. En hoe langer de Duitsers bleven en hoe vaker ik hen tegenkwam, des te sterker nam de aversie toe.”

U nam de wijk naar Engeland, waar u zich aanmeldde voor een spionnenopleiding. U liep er mr. Erik Hazelhoff Roelfzema tegen het lijf, later bekend als Soldaat van Oranje. Hoe herinnert u zich hem?

„Ik kende Erik uit Leiden, hij was een beste kameraad. Voor zijn carrière in de oorlog heb ik diep respect. Hij was pathfinder voor de Royal Air Force, de gevaarlijkste job die je kon krijgen. Hij vloog als gids voor de geallieerde squadrons uit en wierp lichtkogels af op doelen die moesten worden gebombardeerd. Of hij een held was? Ongetwijfeld. En niet zo’n klein beetje ook.”

U werd in Engeland opgeleid tot geheim agent. In die tijd was het zogeheten Eng­landspiel van de Duitse bezetters volop gaande. Wist u ervan?

„Nee, pas later, toen ik in Nederland was. De Duitsers hadden in Holland een spion opgepakt. Zij bedienden zich van zijn zender en gaven hem opdracht berichten naar Engeland te coderen. Die man maakte daarbij een speciale fout in de codering die aangaf dat hij gevangen was, maar dat werd in Engeland niet opgemerkt. De inlichtingendienst dropte in 1942 en 1943 tientallen agenten, zonder dat men doorhad dat dat in overleg met de Duitsers gebeurde. Zodra de mannen voet op Nederlandse bodem zetten, werden ze ingerekend.

De gevangen agent was verbonden aan de Special Operations Executive, de geallieerde dienst die in bezet gebied sabotage en geweld moest bevorderen. Zelf zat ik bij een andere organisatie, de Nederlandse tak van de Secret Intelligence Service.”

Een RAF-bommenwerper dropte u in juni 1943 boven Staphorst. Herinnert u zich uw sprong nog goed?

„O ja, heel goed. Ik had tegen de vliegers gezegd: bij Urk rechtdoor, langs de dijk, in de richting van de Reest, een riviertje. Ik sprong op een hoogte van zo’n 125 meter, terwijl het toestel een snelheid had van 350 kilometer per uur. Zodra ik het vliegtuig uit was, vloog m’n bril af. Gelukkig had ik er nog twee bij me.

Ik kwam in een weiland, tussen de koeien, terecht. M’n overall en de parachute stopte ik in een jutezak. Op het moment dat ik die in een vaart wilde stoppen, zag ik een lichtje in de verte aankomen: een veldwachter. Ik hield mij stil in het riet toen hij voorbijfietste. Dat liep net goed af.

Met m’n zendapparatuur ben ik toen naar een buitenplaats van een oom gegaan. Drie weken later zond ik vanuit Den Haag mijn eerste signaal naar Engeland. Ik heb er een goed glas wijn op gedronken.”

U hebt bijna twee jaar vele gegevens over de Duitsers verzameld en doorgeseind naar Engeland. Hoe slaagde u erin uit handen van de nazi’s te blijven?

„Door mij zo goed mogelijk te houden aan de regels die ik in Engeland had geleerd. Zo goed mogelijk, want de praktijk is natuurlijk weerbarstiger dan de theorie. Diverse keren kroop ik door het oog van de naald, bijvoorbeeld toen de Duitsers in Amsterdam een straat afzetten en alle mannen arresteerden. Mijn Oostenrijkse pensionhoudster, een Jodin, slaagde erin een officier, ook afkomstig uit Oostenrijk, ervan te overtuigen dat ik vooral bij mijn vrouw moest blijven: zij was net bevallen van een dochter. Zij stelde voor dat zij zou meegaan in mijn plaats. Gelukkig werd deze heldin een dag later vrijgelaten.”

U hebt gevochten voor vrijheid, een kernwaarde van de Nederlandse cultuur. In hoeverre wordt vrijheid vandaag de dag bedreigd door egoïsme en hebzucht?

„Heel moeilijk om te zeggen. Vrijheid betekent dat je, binnen de grenzen van de wet, in hoge mate eigen keuzes kunt maken. Natuurlijk, je moet in alles wat je doet, rekenen met de mensen om je heen. De één gaat dat beter af dan de ander.

Over het algemeen heb ik een groot vertrouwen in de Nederlanders. In de oorlog vond ik steun in alle lagen van de bevolking. Veruit de meeste mensen houden zich prima aan de gewoonten van onze cultuur en gedragen zich volgens de wetten van de overheid.”

Maakt u zich zorgen over islamisering?

„Ik denk wel eens: Ach, kom, waar hebben we het over? Het gaat om een kleine minderheid. Ik heb een werkster die in de Schilderswijk woont. Zij vertelt me over de ontwikkelingen in haar woonomgeving. Daar leeft kritiek op moslims. Die mag er ook zijn. Maar laten we asjeblieft niet doorslaan.

Ik maak me meer zorgen om wat Geert Wilders doet. Hij leidt een eenmanszaak. Zijn partij is ondemocratisch en dat is niet zonder risico. Macht werkt altijd corrumperend: voor je het weet lopen er op straat groepjes rond die ons de les lezen.

Als Wilders zegt dat hij criminele moslims met een Nederlands paspoort het land wil uitzetten, dan weet hij dat hij dat nooit voor elkaar krijgt. Dat is populisme: iets beloven wat je niet kunt waarmaken.”

Hoe komt het dat zo veel mensen daar gevoelig voor zijn?

„Omdat ze ontevreden zijn met de huidige situatie in hun leven. Wilders geeft stem aan hun onvrede. Hij is de kampioen van de verongelijkten. Politici van de gevestigde partijen moeten meer met de gevoelens van hun kiezers rekenen. Terecht of onterecht – die gevoelens zijn er.”

Vrijheid van godsdienst is een aspect dat in uw voorgeslacht een grote rol speelde: uw voorvaderen ontvluchtten Frankrijk omdat zij de protestantse religie niet mochten uitoefenen…

„Pierre d’Aulnis de Bourouill vluchtte in 1685 na de herroeping van het edict van Nantes naar Nederland. Hij was officier, reden voor stadhouder-koning Willem III om hem meteen in dienst te nemen en later een functie toe te wijzen in een speciaal hugenotenregiment.”

Wat betekent het calvinistisch geloof van de hugenoten voor u?

„Ik vind het geloof een prachtige constructie die in de loop der eeuwen is ontwikkeld en verfijnd. Mensen die christelijk zijn, ondervinden er steun aan. Ik zou het geloof hun niet graag afnemen, zomin ik het geloof mij niet graag laat opdringen. Ik ben zelf niet gelovig, geloof niet in een identiteit na mijn dood.”

Uw voorvaders hadden hun leven ervoor over.

„Zij wel, ja. Maar zij leefden in een heel andere wereld en een heel andere tijd dan de mijne. M’n voorvader en twee broers vertrokken naar Nederland, de rest van de familie werd weer rooms-katholiek. Zij hadden er geen zin om in hun landerijen te laten onteigenen.”

Koning Willem I nam begin negentiende eeuw uw familie op in de adelstand. Hoe is het om blauw bloed te hebben?

„Sja, hoe is dat? Het zorgt ervoor dat je je verantwoordelijkheid kent en neemt. Velen van mijn familie hebben een maatschappelijke of politieke functie bekleed. Zo was mijn opa burgemeester in Baarn. Hij kwam wel eens op Soestdijk. Af en toe moesten mijn vader en zijn broer mee: om te spelen met de toen nog jonge Wilhelmina. Echt leuk vonden ze het niet. Het ging er nogal stijfjes aan toe.

De adel is ook bekend om zijn inzet voor weldadigheid of anderszins. Zelf heb ik bijvoorbeeld meegewerkt aan de oprichting van de Akademie voor Kleinkunst. Inzet voor de samenleving is een voornaam levensdoel. Niemand leeft op een eilandje. Om goed met elkaar te kunnen leven is het belangrijk dat we er voor elkaar zijn.”


Levensloop P. L. baron d’Aulnis de Bourouill

Mr. Pierre Louis baron d’Aulnis de Bourouill (Delft, december 1918) is een van de negen nog in leven zijnde ridders van de Militaire Willemsorde, de hoogste onderscheiding die militairen kunnen krijgen voor moed, trouw en beleid. De baron stamt af van een Franse hugenotenfamilie. Tijdens de oorlog was hij lange tijd geheim agent voor de geallieerden in bezet gebied. Hij was later onder meer betrokken bij het opzetten van drie weerstations in Nederland. D’Aulnis werkte na de oorlog in de handel, onder andere bij het bedrijf Gist-brocades. Zijn vrouw, Blanche Noyon, overleed in 1995. D’Aulnis heeft vier kinderen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer