Werk vinden en houden moeilijk in Iran
Iran viert niet alleen de Dag van de Arbeid, maar een hele Week van de Arbeid. Die werd op 1 mei met grote bijeenkomsten afgesloten. Daarvoor waren er al protesten van arbeiders in vele delen van het land. Werk vinden en houden is dan ook geen sinecure in het land van de ayatollahs.
Acht jaar geleden werd Karamat Aqaee ontslagen als boekhouder bij staalbedrijf Ahvaz in Khozestan, in het zuiden van Iran, omdat zijn opvattingen niet overeenstemden met de ideologie van de islamitische regering. Sindsdien heeft de 51-jarige Aqaee alleen wat geld verdiend met het geven van wiskundeles. Gelukkig deelt zijn vrouw zijn mening niet, zodat zij haar baan op het ministerie van Onderwijs kon behouden.
De arbeidssituatie in Iran is ook om andere redenen verre van rooskleurig. Uit officiële statistieken van ongeveer zeven jaar geleden blijkt dat slechts 12 miljoen van de 65 miljoen Iraniërs een baan hebben. Velen zijn aan de slag in de informele sector en proberen wat geld te verdienen door bijvoorbeeld rantsoenbonnen te verkopen, niet-officieel vervoer te verzorgen, wat bijles te geven zoals Aqaee, spullen te verkopen op de stoep, maaltijden en kruidenierswaren thuis te brengen of op te treden als tussenpersoon op de zwarte markt. Al deze mensen kunnen niet bij een vakbond terecht.
In de stad Behshahr in de provincie Mazandaran, ongeveer 150 kilometer ten noordwesten van Teheran, gingen onlangs duizenden arbeiders de straat op om hun loon te eisen. Sommigen van hen zijn al meer dan een jaar niet betaald.
„Ongeveer 10.000 textielarbeiders en hun aanhangers hebben de stad zo goed als lamgelegd”, zei Esmaeel Mohammad Vali, een journalist van het dagblad Karo Karegar. „Als het protest uit de hand loopt, zal de opperste leider, Ayatollah Ali Khamanei, de diensten van de president verzoeken de achterstallige lonen te betalen uit een speciaal budget om zo de crisis op te lossen”, voorspelde de journalist.
Maar in eerdere gevallen dat de regering tussenbeide kwam bij het faillissement van een private onderneming of een overheidsinstelling hebben de arbeiders maar weinig van dergelijke noodhulp gezien. Het meeste geld verdwijnt doorgaans in de zakken van de nieuwe eigenaars.
„Ongeveer 600 fabrieken in het hele land hebben hun arbeiders al drie tot twintig maanden niet meer betaald”, weet parlementslid Alireza Mahjob. Hij vindt dat er dringend „onafhankelijke arbeidersraden” moeten worden opgericht, zoals de islamitische grondwet trouwens vereist. Maar in veel streken weet niemand hoe die raden eruit zouden moeten zien en wat hun bevoegdheden zijn.
De overheid is de grootste werkgever in Iran. „Omdat 85 procent van de economie in handen is van de overheid en omdat meer dan 60 procent van de arbeidskrachten voor de regering werkt, heeft de regering natuurlijk geen belang bij loonstijgingen”, zegt dr. Jadi Ghanimifard, voorzitter van het Huis voor Mijnbouw en Industrie.
Elk jaar wordt het minimummaandloon vastgelegd door de leden van een arbeidscommissie die wordt aangesteld door het Hoogste Centrum van Islamitische Arbeidsraden. Voor dit jaar ligt dat loon op 85.000 rial (91 euro). Maar in kleine ondernemingen met minder dan tien werknemers die niet vallen zijn aan de sociale zekerheid, krijgen de arbeiders vaak minder betaald.
De twintigjarige Ziba Khani is gescheiden en zoekt een baantje als secretaresse. „Als ik daarbij het minimumloon van 85.000 rial vraag, zal ik zeker nooit werk vinden, omdat anderen bereid zijn voor veel minder te werken”, zegt ze bitter.