„Reformatie in de Langstraat smal pad”
WASPIK – De Reformatie in de Langstraat, een streek in het westen van Noord-Brabant, was een smal pad naar een nieuwe weg. Dat bleek gisteravond uit een lezing van amateur-kerkhistoricus Han Verschuure in de hervormde kerk te Waspik.
Dit jaar herdenken de protestantse kerken in de Midden-Langstraat dat de Reformatie er 400 jaar geleden werd ingevoerd. Dat is ongeveer veertig jaar later dan in aangrenzende gebieden.
De invoering van de Reformatie in deze gebieden, die destijds tot de provincie Holland behoorden, ging niet zonder slag of stoot, zo bleek uit de lezing van Verschuure. Het duurde tot 1610, toen het Twaalfjarig Bestand net ingegaan was, voordat de classis Dordrecht de Reformatie ter hand nam. In de jaren ervoor was de Midden-Langstraat frontgebied; levensgevaarlijk, niet alleen voor predikanten, maar ook voor de bevolking.
Plaatselijke dorpsbestuurders benoemden zelf mensen die pastorale zorg verleenden, zonder dat de classis of het bisdom zich ermee bemoeide. Ze gebruikten dikwijls de woorden pastoor en predikant door elkaar, zei Verschuure. De opvattingen van deze pastorale werkers waren niet altijd duidelijk, ze waren echter wel een wegbereider voor de Reformatie.
In 1610 benoemde de classis Dordrecht predikanten voor de regio. Doordat het geen gemakkelijk gebied was om te werken, stelde de classis een drietal eisen. De predikanten moesten uit Holland komen, in Leiden gestudeerd hebben en ervaring hebben. De Reformatie is voor een groot deel afhankelijk geweest van het voldoen aan deze eisen.
Vanaf 1610 tot aan het einde van de Tachtigjarige Oorlog (1648) stonden er in totaal 21 predikanten in de Langstraat. Van hen kwamen er slechts zes uit Holland en voor minstens tien van hen was het de eerste standplaats.
In Sprang-Capelle, waar de dorpselite in 1610 de Reformatie had aanvaard, kon de kerk tegen een stootje en bleef de bevolking protestant. „De gemeente was een sterke gemeenschap die als een blok achter de Reformatie stond.” In andere plaatsen ging het anders en keerde een deel van de bevolking terug naar de RK-Kerk.
Dat was het geval in Besoijen, waar na het vertrek van een dominee lange tijd geen andere predikant was en velen weer naar de RK-Kerk overgingen. Het was niet anders in Waspik, waar de leidslieden van het dorp fervente rooms-katholieken waren. Zij werkten ds. Cornelis Frans Polletz uit alle macht tegen. Ds. Pollets zag tijdens zijn eerste preek op de kansel een venijnig briefje van zijn tegenstanders. Toen hij preekte, werd het raam van de kerk ingeslagen en tijdens deze en de eerstvolgende diensten luidden de kerkklokken. De predikant kon er op een bepaald moment niet meer tegen op.
Ook in Raamsdonk, waar direct na de Reformatie een sterke oppositie was, liep het fout, aldus Verschuure. In de jaren twintig van de zeventiende eeuw stond er een jonge predikant, die een misstap beging en werd ontslagen. Toen het lange tijd duurde voordat er een andere predikant kwam, gingen de mensen „terug naar de paap.” Vaak waren dat rondtrekkende jezuïeten.
De situatie van rond 1630 is de eeuwen daarna bestendigd. Het betekende dat Capelle, ’s Gravenmoer en Sprang overwegend protestants bleven en dat in Besoyen, Raamsdonk en Waspik de bevolking in meerderheid rooms-katholiek bleef, aldus Verschuure. „Het was een smal pad naar een nieuwe weg.”