Het hart ophalen bij Luther
Hij is een van de weinige rooms katholieke theologen in Nederland die zich intensief bezighouden met het oeuvre van Maarten Luther. Bijna dagelijks haalt dr. Theo Bell, oud-docent aan de Katholieke Theologische Universiteit, zijn hart op aan het werk van de reformator. „Protestanten die vinden dat de paus hem moet rehabiliteren, hebben groot gelijk.”
Hij voelt zich zonder meer thuis bij Luther. „Voor mij is hij de meest favoriete theoloog”, aldus de 65-jarige dr. Bell uit het Brabantse Rosmalen. „Zijn stijl van schrijven spreekt me aan: levendig en direct, op de man af. Zijn manier van theologiseren is bovendien heel krachtig. Dat komt naar mijn overtuiging omdat hij zo dicht bij het Woord blijft.”
Al sinds zijn studententijd verdiept dr. Bell zich in het leven en werk van Luther. Met een scriptie over de kerkhervormer studeerde hij in de jaren 70 af aan de Universiteit van Amsterdam. Later verrichtte hij promotieonderzoek naar de verhouding tussen Luther en Bernardus van Clairvaux, de invloedrijke monnik uit de twaalfde eeuw over wie de reformator meer dan eens hoog opgeeft.
Het thema zou dr. Bell nooit meer loslaten. Tal van wetenschappelijke artikelen over de onderlinge relatie vloeiden uit zijn pen. Hij werkt aan een bundeling die over niet al te lange tijd in een Engelstalige editie op de markt verschijnt.
Een rooms-katholieke theoloog die Luther met stip op nummer één plaatst. Hoe opmerkelijk vindt u dat zelf?
„Luther is net zo goed een van ons als dat hij een van de protestanten is. Zo zie ik hem. Hij staat voluit in de katholieke traditie. Ik vind het dus helemaal niet vreemd dat rooms-katholieke theologen belangstelling voor zijn werk hebben. Integendeel. Ik vind het juist merkwaardig dat de Rooms-Katholieke Kerk tegenwoordig zo weinig aandacht voor Luther heeft.”
U hebt veel van en over Luther gelezen. Spreekt zijn karakter u aan?
„Ik denk er genuanceerd over. Luther kon heel aardig zijn, maar ook verschrikkelijk vervelend. Wie hem op zijn weg vond, had aan hem een lastige en felle tegenstander. Als ik zijn kritiek lees op bij voorbeeld een man als Erasmus, dan denk ik wel eens: Nu ben je ál te massief. Hij kon enorm uitvaren. Het is bekend dat hij last had van woedeuitbarstingen.
Tegelijk was hij ook een gezellige man en vader. Zorgzaam en goed voor zijn kinderen en vrienden. In Wittenberg staat nog altijd zijn stamcafé waarin hij na de colleges met zijn studenten iets ging drinken.”
Hebt u ooit overwogen zelf protestant te worden?
„Nee. De Reformatie beweegt zich wat mij betreft in de bedding van de katholieke traditie. Al vanaf de twaalfde eeuw weerklinkt de roep om hervorming. Luther sluit daar nauw op aan. Hij heeft nooit met de kerk willen breken, hij is eruit gedrongen. Velen in de Rooms-Katholieke Kerk willen dat niet onder ogen zien, dat klopt. Maar een reconstructie van de feiten toont dat klip en klaar aan. Luther zegt het herhaaldelijk: Wat ik schrijf, is niets nieuws, ik volg slechts het spoor van Augustinus en Bernardus.”
Meer dan eens hebt u aangetoond dat er een nauwe relatie is tussen Luther en Bernardus. Waarin waren zij met name één van hart?
„De rooms-katholieken hebben Bernardus en Luther lange tijd uit elkaar willen houden. De grote, heilige Bernardus heeft helemaal niets met de ketterse Luther te maken, zo was de redenering. Protestanten dachten: Bernardus hoort bij de middeleeuwse, katholieke mystiek, daarmee heeft Luther niets van doen.
Aandachtig lezen van Bernardus en Luther heeft mij vooral geleerd dat beiden pal staan voor een theologie van het Woord. Let wel: een theologie van het doorleefde en ervaren Woord. Met grote nadruk zegt Luther dat de ervaring de theoloog maakt. De moeiten die mensen doormaken, werpen hen terug op het Evangelie. Daarin vinden zij hun houvast. Bij Bernardus is dat niet anders. Het Woord is voor hem geen dode letter, maar levend en krachtig. Het gaat erom dat je de smaak ervan proeft.”
In hoeverre heeft Luther bij zijn Reformatie gebruikgemaakt van Bernardus?
„Luther maakt in de periode van 1516 tot 1519 zijn theologische wending. Hij ontdekt dat God van hem geen gerechtigheid vraagt, maar hem gerechtigheid schenkt. Gerechtigheid is niet iets dat hijzelf hoeft op te brengen, maar dat hij slechts hoeft te ontvangen. Ze is er ”pro me”, dat wil zeggen: voor mij. Bij die ontdekking heeft Bernardus een grote rol gespeeld. In die veelbewogen jaren citeert Luther keer op keer sleutelpassages uit een preek van Bernardus. Niet voor niets schrijft hij dat er niemand zijns gelijke is.”
Zowel Bernardus als Luther legt grote nadruk op het mens-zijn van Christus. Hoe verklaart u dat?
„Bernardus schrijft dat God in de diepte kijkt. Alleen daar laat Hij Zich vinden. Niet in de hoogte. Dat is een grondlijn in de theologie van Bernardus. Voor Luther geldt hetzelfde. Wie God wil leren kennen, zegt hij, moet niet als de scholastici bij zijn verstand te rade gaan, maar bij de kribbe en het kruis. Daar is God. Daar laat Hij zien Wie Hij is. Hij komt de mensen in alle nederigheid en onaanzienlijkheid nabij.
Bernardus en Luther hebben een innige aandacht voor Christus’ lijden. Bernardus gaat daarbij, meer nog dan Luther, op allegorische wijze aan het werk. De duif uit het Hooglied die schuilt in de rotswanden is voor hem de ziel die beschutting zoekt in de wonden van Christus. Ook Luther schrijft dat de liefde van Christus nergens sterker wordt uitgedrukt dan in Zijn lijden en sterven aan het kruis.”
Luther spreekt over de vrolijke ruil: Christus mijn zonden, ik Zijn gerechtigheid. Vindt u dat ook terug bij Bernardus?
„Niet zo uitgesproken. Bernardus gebruikt wel het beeld van de bruidsring: de mens wordt aan Christus vastgeklonken door de bruidsring van het geloof. Aan alles van Luther merk je hoezeer hij Bernardus waardeert, maar hij kopieert hem niet. Hij ontwikkelt op een geheel eigen, originele manier zijn kruistheologie.”
De westerse cultuur wordt vanwege alle aandacht voor emoties omschreven als emocultuur. Hoe zouden Bernardus en Luther zijn omgegaan met vragen van christenen naar een intenser gevoelsleven?
„Dat zou ik niet durven zeggen. Als Bernardus en Luther spreken over de affectieve laag van het geloof, dan bedoelen zij er bepaald geen oppervlakkige, vluchtige emoties mee. Gods Woord raakt naar hun overtuiging mensen in heel hun bestaan. Het maakt niet voor een kort moment iets in je los, maar het verandert je hele persoon. Je leert jezelf kennen in het licht van Wie God is.
Nederigheid is voor Bernardus en Luther een kardinale deugd, een grondhouding van de mens jegens God. De gerechtigheid die je hebt ontvangen, is niet iets om prat op te gaan. Dat laat God ook niet toe. Je bent rechtvaardig, maar je moet het steeds weer opnieuw worden. De zonden zijn je vergeven, maar omdat je jezelf dagelijks in je zwakheid tegenkomt, moet de gerechtigheid je steeds weer worden toegezegd.”
Luther is nooit door de Rooms-Katholieke Kerk gerehabiliteerd. Waarom niet?
„Goede vraag. Ik weet het niet. In het verleden hebben wetenschappers genoeg pogingen gedaan om Luther in het vizier van Rome te krijgen. In de jaren 60 en 70 was er ook meer aandacht voor hem. Maar het laatste decennium gaan de luiken weer dicht.
Zelf heb ik meer dan veertig jaar gezwoegd om iets van Luther in de rooms-katholieke kringen te laten doorwerken. Ik heb willen laten zien dat er een lijn loopt van Paulus naar Augustinus, van Augustinus naar Bernardus en van Bernardus naar Luther. Tot mijn spijt moet ik vaststellen dat het niet veel heeft opgeleverd. Wat ik wel zie, is dat de protestanten meer oog hebben gekregen voor Bernardus. Dat doet mij erg goed.”
Zoete leraar
Maarten Luther (1483-1546) noemt Bernardus van Clairvaux (1090-1153) meer dan eens „een zoete leraar.” In diens werken vond Luther waarnaar hij als monnik zocht: zondaren krijgen alleen vrede met God door het geloof in Christus’ gerechtigheid. Zo schrijft Bernardus in een preek over het Hooglied: „Wie steeds in berouw over zijn zonden naar gerechtigheid hongert en dorst, die moet aan U geloven, U Die de goddelozen rechtvaardigt. En alleen door geloof gerechtvaardigd zal hij vrede hebben met God.”