Erfgoeddeskundige: redder van cultuurschatten
Als luitenant-kolonel in het leger probeert erfgoeddeskundige René Teijgeler in oorlogsgebieden als Irak nationale cultuurschatten te redden van plunderaars. „Het pre-islamitisch erfgoed kan voor de soennieten en sjiieten in Irak een middel tot verzoening zijn.”
Teijgeler (60), van oorsprong antropoloog, had nooit gedacht dat hij nog eens deel zou uitmaken van de strijdkrachten. Met zijn links-activistische achtergrond protesteerde hij in zijn jonge jaren eerder tegen het leger. „Ik was, omdat ik broederdienst had, geen dienstweigeraar, maar in feite ben ik daarmee wel te vergelijken.”
In 2003 kwam Teijgeler, nadat hij een studie over de conservering van oudheden in de tropen had gepubliceerd, op een symposium in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag in aanraking met een aantal hoge militairen. „Het was vlak voor de invasie in Irak. Afhankelijk van het mandaat moet een leger voor vrede zorgen of die handhaven, maar het moet ook het cultureel erfgoed beschermen als het land of de internationale gemeenschap daar niet voor kan zorgen.”
Het gesprek voelde goed en resulteerde in een aanstelling bij het leger als reserveofficier. In zijn kennissenkring had Teijgeler het nodige uit te leggen en sommigen van zijn vrienden snappen de overstap nog altijd niet. „Als je ouder wordt, vind ik dat je ideeën mogen veranderen. Ik ben nu blij dat ik het leger ben ingegaan om te helpen het cultureel erfgoed te beschermen.”
Voordat Teijgeler naar Irak vertrok, leerde hij met een pistool omgaan. „Dat was de grootste hobbel die ik moest nemen.” De erfgoeddeskundige prijst zich gelukkig dat hij tijdens zijn zeven maanden durend verblijf zijn vuurwapen nooit echt heeft hoeven gebruiken, al scheelde het één keer niet veel toen hij zich had laten ophalen door de bewaking van de Nationale Bibliotheek in Bagdad. „Onze auto moest stoppen voor een verkeerslicht. Een agent kwam op me af. Hij wilde zijn telefoon pakken en dat was geen goed teken, want dat betekent meestal dat zo iemand je herkent en terroristen gaat waarschuwen. Het was hij of ik. Ik heb mijn pistool getrokken en hem goed aangekeken. Gelukkig liep het goed af.”
Teijgeler kon zich in Irak niet vrij bewegen. „Dat was veel te gevaarlijk. Omdat ik de status van diplomaat had, stond ik op de hitlijst. Dat betekent dat als je werd ontvoerd er 1 miljoen dollar aan losgeld moest worden betaald. Je werd dus heel goed beschermd.”
Irak geldt als bakermat van de beschaving, maar u hebt er dus weinig van gezien?
„Je kon alleen per helikopter reizen. Zo kwam ik bijvoorbeeld in Babylon, maar verder heb ik niet zo veel gezien.”
Teijgeler kreeg te maken met Babylon omdat op de resten van de oude stad zowel het regionale commandocentrum van de Multinational Forces in Irak als de regionale staf van Halliburton, het bedrijf dat alle niet-militaire taken voor het Amerikaanse leger uitvoerde, was gevestigd. Teijgeler liet de basis van de internationale troepenmacht ontruimen en op een andere locatie weer opzetten. „De manschappen zaten boven op een archeologische opgraving. Dat kan natuurlijk niet. De enorme operatie duurde bij elkaar drie maanden en kostte niet minder dan 800 miljoen dollar. Alles moest over de weg met zware bewaking worden getransporteerd.”
Waar Teijgeler bijna dagelijks mee te maken kreeg, waren plunderingen. Onder Saddam Hussein stond op het stelen van oudheden de doodstraf. Maar na de val van het regime was er geen toezicht meer. Aan het leegroven van archeologische plaatsen maakte zich vooral de plaatselijke bevolking schuldig, maar die verdiende er niet veel aan. „Een groot deel van hun inkomsten vergaren de mensen door de handel in oude goederen. Die dorpelingen hebben daarvoor toestemming van de lokale sjeik, de stamoudste. De lokale bevolking krijgt voor een zegel uit de Babylonische tijd misschien 100 dollar, maar bij Christie’s in New York wordt zo’n dingetje dan voor 100.000 dollar geveild.”
Volgens Teijgeler houden ook terroristen zich actief bezig met de illegale handel. „De opstandelingen waren niet de mensen met de schop, maar zij verzorgden met name de smokkel. Als je vanuit Irak naar Turkije wapens smokkelt, is het een kleinigheid om er wat oude voorwerpen bij te stoppen. Voor hen is de handel in oude goederen, naast ontvoeringen en handel in wapens en drugs, een belangrijke inkomstenbron.”
Om het plunderen tegen te gaan, zette de Iraakse regering een archeologische politiedienst op. „Die is uitgerust met lichte wapens, communicatieapparatuur en pick-uptrucks.”
Van wie komt de opdracht dat erfgoed te beschermen?
„De bescherming van cultureel erfgoed is in verschillende internationale verdragen vastgelegd. Pas later heeft Amerika die verdragen ondertekend, maar het zei destijds wel te willen handelen in de geest van die verdragen. Toen het leegroven van musea en bibliotheken in de publiciteit kwam en de Amerikanen door wat er in Babylon gebeurde de nodige kritiek over zich heen kregen, trokken ze zich dat aan en ondernamen actie.”
De oorlog in Irak heeft ertoe geleid dat meer landen de internationale verdragen hebben ondertekend die cultureel erfgoed ten tijde van oorlog moeten beschermen. Teijgeler is voor de NAVO bezig over deze problematiek een publicatie te schrijven. „Wat betekenen die verdragen voor de militairen in de praktijk? Dan moet je bijvoorbeeld denken aan een zogenaamde lijst met beschermde objecten. Wat mag je wel en wat mag je niet bombarderen. Die lijst met beschermde objecten is uitgebreid met cultureel erfgoed. Een cultureelerfgoedspecialist in het leger moet van tevoren zaken in kaart brengen die tijdens gevechtshandelingen gevrijwaard blijven.”
Wat is de betekenis van het erfgoed voor de Iraakse bevolking?
„Het pre-islamitische erfgoed is een verbindingspunt voor de moslims in Irak. Zowel sjiieten als soennieten zijn trots op Babylon en allerlei grote Assyrische beelden. Ik benadruk ook steeds dat cultuur en erfgoed middelen zijn die je kunt inzetten bij verzoening en die partijen weer bij elkaar kunnen brengen.”
Werkt dat: cultuur als middel om sjiieten en soennieten weer bij elkaar te brengen?
„Neem de gouden moskee in de sjiitische stad Samarra. Die werd in 2006 opgeblazen door soennitische rebellen. Unesco heeft die partijen bij elkaar gebracht. Door zo’n ontmoeting leer je de ander kennen.”
Teijgeler weet dat het in Irak allemaal niet eenvoudig ligt. „Drie jaar geleden is een goede vriend van mij er vermoord. Er zijn twee kampen in Irak, maar toch moet je proberen gemeenschappelijke punten te vinden.”
Op een gegeven moment kwam Teijgeler ter ore dat een Deense firma de schatten van de oude stad Nimrud over de hele wereld wilde tentoonstellen en „daar dik aan wilde verdienen.” Teijgeler vond dat niet gepast. „Die schatten, ze bestonden uit gouden en ivoren voorwerpen, hoorden de Irakezen het eerst te zien krijgen. Dus ben ik er flink in gaan roeren en het eind van het liedje was dat de schatten als eerste in Bagdad waren te zien.”
Teijgeler vindt ook dat als een land moet worden opgebouwd de bevolking dat zelf dient te doen. „Een keer vroeg de nationale bibliothecaris mij hem te vertegenwoordigen op een congres in Amerika. Ik zei: „Nee, dat doe ik niet. Jij moet zelf gaan.” Hij wilde niet. Daar kan ik inkomen. Na tientallen jaren onder Saddam weten die mensen niet wat onderhandelen is, weten ze niets van management, spreken ze nauwelijks Engels en ga zo maar door. Wij kunnen de instrumenten aanreiken, maar zij moeten het doen. Ik geef hun geen vis, maar ik geef hun een hengel en ik geef dan ook een cursus over wat een hengel is en hoe je moet vissen.”
„Kijk naar plaatselijke context”
In 2009 vertrok Teijgeler naar Afghanistan, waar hij ruim een halfjaar dienst deed als cultureel adviseur van generaal-majoor De Kruijf, commandant van de ISAF-troepen in Zuid-Afghanistan. „Ik moest ervoor zorgen dat de strijdkrachten meer oog gaan krijgen voor de lokale gebruiken. Zo moet je ’s nachts niet de ”kala”, het ommuurde erf van de Afghanen, binnenstappen omdat je daar taliban vermoedt.
Die kala biedt ’s nachts bescherming tegen wilde dieren en de vrouwen lopen er ongesluierd rond. Ga je dan ’s nachts ongevraagd en zonder toestemming die ommuurde woon- en leefplek binnen, dan mogen de mannen om hun vrouwen te verdedigen de wapens oppakken en jou doden.
Dus als ISAF-troepen zo’n kala binnenvallen, stellen ze zich gelijk aan een dief in de nacht en vallen ze de veilige plaats voor vrouwen aan. ”
Deze maand ging Teijgeler op verzoek van Unesco naar de Afghaanse hoofdstad Kabul om zijn licht te laten schijnen over de illegale opgravingen van cultuurgoederen en de smokkel van die voorwerpen. „We moeten toch proberen een aantal plaatsen te beschermen waar archeologische opgravingen plaatsvinden. Ook dient de grens met Pakistan beter worden beschermd.”
Volgens Teijgeler zijn in Afghanistan de taliban actief betrokken bij de smokkel van archeologische goederen. „Die smokkelroutes lopen onder andere naar Pakistan. Vorig jaar is op de Londense luchthaven Heathrow ik weet niet hoeveel kilo aan cultuurgoederen in beslag genomen. Die goederen kwamen met name uit Pakistan. De grens van Pakistan en Afghanistan is zo lek als een mandje. Dus kan het geen kwaad als er bij de grens meer wordt gecontroleerd.”
Teijgeler hamert erop dat westerlingen als ze actief zijn in een ander land naar de plaatselijke of nationale context moeten kijken. Hij kan zich erover opwinden als dat niet gebeurt. Dat was onder andere het geval toen de Unesco hem begin dit jaar over de aardbeving in Haïti benaderde. „De internationale bibliotheekgemeenschap IFLA wilde de universiteitsbibliotheek in Port-au-Prince herstellen. Waar gaat iemand die geld heeft in Haïti studeren? Juist, in Amerika. In Haïti is 80 procent van het schoolsysteem in particuliere handen. Is er een openbaar schoolsysteem? Nee. Is er openbaar bibliotheeksysteem? Nee. Ga dan eerst eens met de Unesco een onderwijssysteem opzetten en haak daar een bibliotheeksysteem aan. Zet daar je centen op in. Er wordt te weinig in de bestaande context gedacht.”