Dorpen India lijden onder strijd maoïsten
NEW DELHI – De aanslag waardoor zaterdag zeker vijf politiemannen in de Oost-Indiase deelstaat Bihar om het leven kwamen, is het jongste incident in de steeds harder wordende strijd tussen de Indiase staat en maoïstische militanten. Voor dorpelingen in het conflictgebied betekent de strijd een eindeloze cyclus van opbouw en vernieling.
Dichtbegroeide bossen wisselen zich af met tarwevelden in Latehar, een regio in de oostelijke deelstaat Jharkhand, die zich in 2000 van Bihar afscheidde. Vrouwen en kinderen werken op de velden.
Groepjes paramilitairen staan langs de wegen en op viaducten. Van maoïsten ontbreekt ieder spoor. „Gewone mensen worden door beide partijen geholpen en getroffen”, zegt Anil Kumar van een organisatie voor plattelandsontwikkeling. Hij wijst op een dam die vorig jaar door de maoïsten werd gebouwd.
Niet ver van de dam staat een door de maoïsten vernield schoolgebouw. Eerder werd het schoolgebouw gedeeltelijk bezet door paramilitaire troepen. „De kinderen zijn hoe dan ook de dupe. Zij gaan niet meer naar school.” De maoïsten spelen in op de armoede in de gebieden waar zij invloed hebben, vooral in het oosten van India. Zij zeggen op te komen voor het volk.
Tegelijkertijd vertragen zij het ontwikkelingswerk van de overheid door het plaatsen van bermbommen en door ‘belasting’ te eisen van bouwopzichters. De overheid sluit op haar beurt klinieken en scholen die door de maoïsten worden geleid.
Dorpelingen worden vaak gedwongen om partij te kiezen. Als zij de politie niet helpen, worden ze algauw verdacht van maoïsme. Dit is een vorm van pure intimidatie, maar is wel effectief.
Een dorpshoofd in de regio Ghatshila in Jharkhand vertelt dat er onlangs vijftien mensen zijn opgepakt onder een misdaadpreventiewet, omdat ze geen identiteitsbewijs konden laten zien. Het kan echter ook gevaarlijk zijn om de politie te helpen.
Volgens een lokale politiecommissaris worden er in Ghatshila alleen al maandelijks twee tot drie politie-informanten door de maoïsten gedood.
Neutraal blijven lijkt geen optie. Een geitenhouder in de regio Garwha, op de grens tussen de deelstaten Jharkhand en Chhattisgarh, weigerde vorig jaar om maoïsten die zijn dorp aandeden te helpen met voedsel en onderdak. „Ze hebben mijn huis in brand gestoken”, zegt hij. „We moeten ze wel helpen.”
In sommige dorpen, zoals Paltamda in Jharkhand, zijn mensen hun eigen gewapende verzet tegen de maoïsten begonnen. Anderen, bijvoorbeeld in de regio Lalgarh in West-Bengalen, hebben juist wapens zoals stokken en speren opgepakt in verzet tegen de politie. Deze zou onschuldige mensen te vaak lastigvallen en brandmerken als maoïst.
Een derde optie is vluchten. Dit hebben vooral dorpelingen uit de deelstaat Chhattisgarh gedaan.
De maoïstische beweging in India ontstond in 1967 uit een boerenopstand in West-Bengalen. In 2004 fuseerden verschillende groeperingen in de Communistische Partij van India. Die voelt zich vooral geïnspireerd door de leer van de Chinese oud-leider Mao Zedong.
In 2009 werd de partij verboden, omdat de regering erg met de volgelingen in haar maag zat. Momenteel zijn er zo’n 12.000 militanten actief in 20 van de 28 Indiase deelstaten. De afgelopen twintig jaar eiste het conflict ongeveer 6500 levens.