Herdenken waar het echt om gaat
Waarom na bijna vijf eeuwen de Reformatie nog herdenken? Vier pabostudenten van Driestar Hogeschool, een docent godsdienst en de voorzitter van het college van bestuur in gesprek.

Ze zitten in een kring rond de tafel in de directiekamer van Driestar Hogeschool in Gouda. Koffie, thee en koekjes onder handbereik. Gastheer Rens Rottier dooft de tl-verlichting. De forse schemerlamp boven de glanzend houten tafel blijft aan.
Zo sfeervol als de verlichting is, zo gloedvol zijn de betogen. Of de Reformatie herdacht moet worden? Niemand durft het tegendeel te beweren. Bovendien valt het goed te onderbouwen, meent Joël van Kralingen. „God openbaart Zich in de geschiedenis. Hij heeft Luther en Calvijn laten spreken. Dan is herdenken wel op zijn plaats.” Mieke van den Dikkenberg haalt Psalm 78 aan. „Het is goed om het navolgende geslacht te vertellen van Gods daden.”
Martine de Jong is voorzichtiger. „De Reformatie was een grote stap in de kerkgeschiedenis. Maar de plannen voor de Refo500-herdenking zijn wel heel fors. Is dat zo nuttig? Tijdens en na de Reformatie is de kerk gescheurd. Dat lijkt me geen reden voor een groot feest.”
Godsdienstdocent Jan Proos: „De herdenking leert ons terug te keren naar de bron van de kerk: het Evangelie. Dat mag altijd weer naar boven komen.”
Rottier: „De Reformatie gaf diepe inzichten die al 500 jaar overeind blijven. Al die tijd kon de kerk in moeilijke omstandigheden terugvallen op wat de Reformatie meegaf. Je kunt de huidige cultuur in onze samenleving alleen begrijpen als je de geschiedenis kent.”
Hoewel de Reformatie eeuwenlang diepe sporen trok in de Nederlandse geschiedenis, denken alle gesprekspartners dat de reformatoren ook vandaag de dag niet werkeloos zouden zijn. Mieke: „Als christenen moeten we voortdurend weer leren te leven overeenkomstig Gods Woord. Dat moet niet alleen vanbinnen leven, maar ook naar buiten toe zichtbaar zijn.”
Jan Nuijt: „Wij gaan als refo’s mee met de tijdgeest. We zeggen nee tegen regels en rekken de waarheid van de Bijbel op. En dat terwijl Christus ons erop wijst dat wij vreemdelingen zijn op aarde.”
Joël ziet de Reformatie meer als een voortgaand proces. „Ik denk niet dat de reformatoren gemeend hebben dat er na hun werk in de kerk niets meer te verbeteren viel. De spits van de Reformatie ligt telkens ergens anders. Nu beheersen materialisme, gezagsondermijning en atheïsme het leven. De Heere Jezus zegt: „Volg Mij.” Dat geldt door alle eeuwen heen.”
Rottier bepleit een terugkeer naar de Bijbel. „Die is de enige leidraad voor ons leven. Niet onze gedachten of gevoelens zijn dat. In het licht van Gods Woord zien we onze tekorten, maar ook oplossingen voor de problemen van de wereld en ons eigen leven.”
Als mensen van buitenaf reformatorische christenen moeten kenschetsen, gaat het al gauw over uiterlijke kenmerken. Hoe draag je iets over van je innerlijke overtuiging?
Rottier: „In de eerste plaats is het voor ieder mens belangrijk om de bron van het leven, Jezus Christus, te kennen als Zaligmaker. Dat heeft consequenties voor het uiterlijk. Maar als reformatorische scholen moeten we juist ook het contact met de wereld om ons heen zoeken. Daar zijn mooie voorbeelden van. Een school die fietsen repareert voor mensen uit de buurt. Een kerstmaaltijd voor ouderen en alleenstaanden. Maar ook: als school aanwezig zijn als de burgerlijke gemeente iets organiseert voor scholen.”
Proos vindt dat de huidige en toekomstige leerkrachten een belangrijke rol hebben bij het overdragen van de christelijke beginselen. „Doen wat de Bijbel ons gebiedt is voor jongeren niet vanzelfsprekend. Een leerkracht is een leider. Die moet aan de klas duidelijk maken wat hij doet en waarom, zeker als het gaat over de liefde voor de Heere en Zijn dienst.”
Al te snel wordt gedacht dat er geen ruimte is om iets van het Evangelie aan anderen over te dragen, meent Joël. Hij noemt als voorbeeld de Engelse predikant John Wesley. „Bij het zien van de stad Manchester zou zijn assistent hebben gezegd: Deze zondige stad is rijp voor het oordeel. Wesley daarentegen zei: Hij is rijp voor het Evangelie.”
Jan en Mieke vinden het belangrijk om Bijbelse taal niet te versimpelen, omdat dat de inhoud van de boodschap kan aantasten. Jan: „Al te snel leidt het tot oppervlakkigheid. Een moeilijk Bijbelgedeelte kun je wel proberen eenvoudig uit te leggen.” Mieke: „Wij kunnen niet iemand bekeren, dat doet de Heere.” Rottier vult aan: „Pas hoorde ik evangelist Van Dooijeweert zeggen: Je moet voor een goed gesprek wachten op het juiste moment. Als iemand in verwarring is over gebeurtenissen in het leven, komen er vragen. Als jij dan al een relatie hebt met zo’n persoon, kan er een moment ontstaan voor gesprek.”
Rottier meent dat christenen ook in staat moeten zijn om –soms felle– kritiek van buitenaf te pareren. „Met name in de media zie je de aanvallen op het christendom enorm toenemen. Ik zeg tegen studenten: leer je levensovertuiging te beargumenteren. Trek kritiek je ook niet meteen persoonlijk aan, maar zorg dat je op een waardige manier je standpunten uitdraagt.”
Afhaken
Proos vindt het van groot belang ook de blik naar binnen te richten. „Te veel jongeren haken af bij de kerk. Onderzoek wijst uit dat bepaalde jongeren al in de groepen 7 en 8 van de basisschool min of meer de keuze maken om wel of niet bij de kerk te blijven. Daarom zijn leerkrachten in het basisonderwijs zo belangrijk als identificatiefiguur.”
Martine: „Ik zie een groot probleem voor jongeren. De huidige cultuur is dat absolute waarheden niet meer bestaan. Jongeren hebben hun eigen mening en willen dat er naar hen wordt geluisterd.” Joël: „Aansluiting zoeken bij de jongeren is natuurlijk goed. Maar ik geloof in de kracht van het gepredikte Woord. Wat de dominee zegt is niet zomaar een mening, maar de boodschap die de Heere door Zijn knecht in het midden van de gemeente legt. Maar wat doen veel mensen? Na afloop van de kerkdienst zijn ze veel te druk met het kritiseren van de preek.”
Gezag
De door de overheid ingezette lijn om ”burgerschapsvorming” onderdeel te laten zijn van het basisonderwijs kan volgens Proos, kenner van Calvijn, goed aansluiten bij wat deze reformator daarover zegt. „Calvijn leerde respect te hebben voor gezag. Dat heeft praktische consequenties, ook in de wijze waarop ouders over leerkrachten spreken, of over ambtsdragers. Die zijn door God aangesteld. Je beoordeelt ze niet op basis van wat ze presteren en wie of wat ze zijn.”
„Veel jongeren zien dat zo niet”, zegt Martine. „Het leeft in ieder geval minder dan vroeger”, vult Mieke aan. „Toen wist iedereen: die meester voor de klas, daar moet je naar luisteren.” Rottier: „Gezag krijg je door gedrag. Toen ik op de lagere school zat, had ik een meester die groot gezag had door zijn optreden. Je ziet overal dat daarvoor weer aandacht is. Als christenen kunnen we daaraan iets toevoegen. Gezag is van God gegeven.”
Wat mag niet ontbreken bij een Reformatieherdenking in 2017?
Proos: „De prediking moet centraal staan. De Reformatie moet niet in congressen alleen worden herdacht.”
Martine: „Wat mij betreft moet het een sobere herdenking zijn. Maak het niet te bont.”
Rottier: „Het gebed. Uiteindelijk weet een christen zich afhankelijk van de Heere. We hebben ootmoed nodig, moeten belijden dat we als christenen maar weinig terechtbrengen van wat de Heere van ons vraagt.”
Joël: „Laat de herdenking eraan bijdragen dat we zien waar het echt om gaat: Gods spreken tot ons.”
Jan: „Zelfonderzoek over de vraag: in hoeverre sta ik nog voor de boodschap van de Reformatie. Niet alleen met de mond, maar ook met het hart.”
Mieke: „De reformatoren hadden Gods eer op het oog. Daarom moet de herdenking eenvoudig zijn, zodat alle aandacht naar Hem uitgaat.”
Personalia
Mieke van den Dikkenberg uit Overberg; 18 jaar, tweede jaar pabo
Martine de Jong uit Nieuw-Lekkerland; 19 jaar, derde jaar pabo
Joël van Kralingen uit Ridderkerk; 19 jaar, derde jaar pabo
Jan Nuijt uit Nieuwerkerk (Z); 19 jaar, derde jaar pabo
Jan Proos, 52 jaar, docent godsdienst
Rens Rottier, 52 jaar, voorzitter college van bestuur