Evolutie verworpen om waarheid schepping
APELDOORN – Ondanks de hoeveelheid bewijs die wetenschappers zien, wijzen nog altijd veel mensen de evolutietheorie van Charles Darwin af. Dat zou te wijten zijn aan de grote rol die willekeur heeft in de theorie. In hoeverre is deze conclusie terecht?
Psychologen van de Universiteit van Amsterdam (UvA) stellen dat Darwins evolutietheorie, „ondanks de hoeveelheid wetenschappelijk bewijs”, nog altijd omstreden is. Ze constateren dat veel mensen moeite hebben om de theorie te aanvaarden en dat er geregeld felle debatten worden gevoerd tussen voor- en tegenstanders van de theorie.
De wetenschappers maken volgende maand in de Journal of Experimental Social Psychology hun opvatting wereldkundig dat vooral mensen die het gevoel hebben weinig controle te hebben over hun leven, in veel gevallen een sterke behoefte hebben aan orde en regelmaat.
Zij geven vaker de voorkeur aan het Bijbelse scheppingsverhaal. Mensen die wel controle ervaren, geven vaker de voorkeur aan Darwin.
De onderzoekers deden een experiment waarin aan 140 mensen de keuze werd voorgelegd tussen de evolutietheorie, een scheppingstheorie en een theorie waarbij de evolutie een geordend proces is, de zogenaamde theïstische evolutie.
Sommige proefpersonen werd van tevoren gevraagd terug te denken aan een angstaanjagende gebeurtenis uit het verleden, waarover zij geen controle hadden.
Mensen uit de groep waarin het gevoel van controle kunstmatig was verlaagd, gaven vaker de voorkeur aan het scheppingsverhaal, terwijl de mensen in de controlegroep massaal kozen voor de evolutietheorie. Zodra de derde theorie als alternatief werd aangeboden, verdween bij de mensen die vooraf van hun stuk waren gebracht de voorkeur voor het scheppingsverhaal.
De wetenschappers concluderen dat het geloof in een hogere macht die de aarde en het leven daarop heeft geschapen, bij veel mensen vooral voorziet in een behoefte aan orde en voorspelbaarheid. Dat veronderstelt dat religie is als een jas die aan- of uitgedaan wordt, wanneer de omstandigheden daarom vragen.
De wetenschappers geven echter niet aan hoe religieuze achtergronden van hun proefpersonen in de beoordeling hebben meegespeeld.
Bovendien lijkt het alsof onzekere personen automatisch terecht zouden komen bij een religie.
Zou de redenering van de onderzoekers worden omgekeerd, dan zou de aanhang van een religie in het algemeen moeten bestaan uit onzekere mensen.
De onderzoekers gaan daarmee voorbij aan het feit dat het aanhangen van een religie veelal voorkomt uit een innerlijke overtuiging van de waarheid ervan.
Die is ook de reden dat aanhangers van een religie de „wetenschappelijke bewijzen voor de evolutie” als foutieve interpretaties van de feiten zien. Dat is een ander motief dan een „gevoel van gebrek aan controle.”
Het verwerpen van de evolutietheorie ten gunste van de schepping heeft derhalve niets van doen met persoonlijke onzekerheid, maar met de stellige overtuiging van de waarheid van de eigen religie.