CU links; SGP rechts
Ze hebben dezelfde Bijbel. Het Woord van God nemen ze beiden serieus. Toch hangt de ChristenUnie bijna altijd naar links, de SGP bijna altijd naar rechts. Hoe valt dat schisma tussen twee orthodox-christelijke partijen eigenlijk te verklaren?
Wie de ChristenUnie een overwegend linkse en de SGP een overwegend rechtse partij noemt, begaat geen grote misstap. Hij verkondigt bovendien weinig nieuws. Dat de partij van Rouvoet op sociaaleconomisch terrein dicht tegen de PvdA aan ligt, terwijl de partij van Van der Staaij vaak te vinden is in de hoek van de VVD, valt al een jaar of tien gemakkelijk waar te nemen.
Van recenter datum is de verschillende positie die beide christelijke partijen innemen tegenover de PVV. Liet SGP-leider Van der Staaij aan het begin van de formatie weten best te willen praten over gedoogsteun aan een rechts kabinet, CU-voorlieden als Rouvoet en Schuurman steken hun afkeer van een door de PVV gedoogd VVD/CDA-kabinet niet onder stoelen of banken. De discussie die beide partijen over dit thema voeren, draagt een bijna vinnig karakter.
Dat roept de vraag op hoe het nu toch komt dat partijen die beide bekendstaan als Bijbelgetrouw en die beide wortelen in de protestantse traditie, in de politieke praktijk zo vaak een verschillend spoor kiezen. Prof. dr. James Kennedy, hoogleraar Nederlandse geschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam, kan de verschillen in het benaderen van Wilders historisch wel verklaren. „Dit verschil binnen de christelijke politiek tekende zich een eeuw geleden al af. Abraham Kuyper ging in zijn denken uit van een positieve kijk op de pluriforme samenleving. In zijn visie hadden rooms-katholieken in Nederland evenveel rechten als protestanten. Die lijn loopt door in de ChristenUnie. Deze partij staat principieel positief tegenover godsdienstvrijheid en wijst vanuit die denklijn Wilders’ onverbloemde aanvallen op de islam verontwaardigd af.”
Heel anders liggen de historische wortels van de SGP, analyseert Kennedy. „Die partij keek vanouds door een theocratische bril naar de samenleving en stond in de kern afwijzend tegenover godsdienstvrijheid, die als gevaarlijk werd gezien, bijvoorbeeld als het ging om een eventuele dominantie door rooms-katholieken. Zo bezien is het heel begrijpelijk dat staatkundig gereformeerden een zekere aansluiting vinden bij het denken van Wilders, die het evenmin een probleem vindt om godsdiensten ongelijk te behandelen.”
Prof. dr. G. Harinck, hoogleraar collectievorming en geschiedenis van het neocalvinisme aan de Vrije Universiteit, vindt net als Kennedy dit verschil tussen ChristenUnie en SGP vanuit de geschiedenis volkomen verklaarbaar. Wel plaatst hij een kanttekening. „Net als bij de SGP leven ook binnen kerken die de achterban van de ChristenUnie vormen zorgen over de opkomst van de islam. De partij zou daar mijns inziens meer naar moeten luisteren. Je kunt wel, vanuit een bestuurlijke invalshoek, zeggen: de islam is ook een godsdienst en moet dus alle ruimte krijgen, maar dan negeer je een reële zorg van mensen. Die kunnen via de media zelf vaststellen dat overal waar de islam het voor het zeggen krijgt, het gedaan is met de vrijheid. De SGP heeft meer oog voor de duistere kant van het moslimgeloof en doorziet beter dat er sprake is van een geestelijke strijd. Wat mij betreft zou de ChristenUnie daar wat meer van mogen hebben.”
Dat de SGP bereid is een rechts kabinet te steunen, heeft echter meer oorzaken dan alleen haar houding tegenover de islam en de PVV. Wat tevens meespeelt, is dat de partij van Van der Staaij zich, beter dan de ChristenUnie, herkent in een op sociaaleconomisch terrein rechts georiënteerd beleid. Is ook dat verschil tussen de twee orthodox-christelijke partijtjes een erfenis uit het verleden? „In zekere zin niet”, vindt Harinck. „Het GPV heeft van oorsprong een rechtse achterban. Dat geldt ook voor de RPF, die zichzelf zag als een voortzetting van de ARP. De partij van de gereformeerden was van oorsprong rechts georiënteerd met mannen als Colijn, Roolvink en Schouten. Het evangelisch-radicale element in de AR was maar een klein onderstroompje dat in de jaren zeventig meer aan de oppervlakte kwam. Dat was nu juist een van de redenen om de RPF op te richten. Nu richt ook de ChristenUnie zich helemaal op die koers. Het is veelzeggend dat de linkse AR-mensen uit de jaren zeventig die nu nog leven, zoals Goudzwaard en Aantjes, zo veel op hebben met de ChristenUnie.”
Die waarneming doet ook de socioloog dr. C. S. L. Janse, voormalig hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad. „Tot en met de jaren tachtig van de vorige eeuw zaten SGP en GPV/RPF meestal op één lijn. Op veel beleidsterreinen waren ze behoudender dan het CDA en kwamen ze in de praktijk dicht bij de VVD uit, uitgezonderd ethische kwesties. Dat werd anders met het aantreden van RPF’er Van Dijke. Hij kon beter met de PvdA door één deur dan met de VVD. Deze ontwikkeling heeft zich bij de vorming van de ChristenUnie doorgezet.”
Kennedy kiest een iets ander insteek dan Harinck en Janse. „De antirevolutionaire stroming had altijd, vanaf het begin, een rechtse én een linkse component. Niet voor niets hield Kuyper al in 1891 zijn christelijk-sociaal congres. Je moet dus concluderen dat de ARP op het punt van het sociaaleconomische beleid geen eenduidige erfenis heeft nagelaten. Ook het linkse denken zit onmiskenbaar in het genetisch materiaal van de ChristenUnie.”
Des te boeiender is de vraag hoe het komt dat de linkse genen binnen de ChristenUnie zo dominant zijn geworden. Kennedy heeft er onder meer een sociologische verklaring voor. „Steeds meer mensen uit de achterban zijn werkzaam geraakt bij de overheid en bij grote hulporganisaties. Daardoor is men minder antithetisch geworden en positiever over de rol en de mogelijkheden van de staat.”
Janse wijst erop dat de ChristenUnie, vanaf haar ontstaan tien jaar geleden, bewust gezocht heeft naar verbreding. „Dat blijkt al uit de naam ChristenUnie. Daarmee is de verwijzing naar de protestantse traditie verdwenen. Ook evangelischen en rooms-katholieken kunnen hun thuis vinden in de partij. En dat betekent weer dat een grote nadruk op bijvoorbeeld zondagsheiliging niet meer kan, omdat je dan deze groepen van de partij zou vervreemden. De ChristenUnie is echt een nieuwe partij geworden met veel aandacht voor milieu, ecologie, dierenwelzijn en dergelijke.”
Zo’n soort ontwikkeling zag je ook bij de ARP in haar nadagen, stelt Janse. „Ook daar die verbreding van thematiek. Ook daar voormannen zoals Aantjes en Boersma, die vanwege het sociale profiel juist de PvdA als natuurlijke bondgenoot zagen.”
Kennedy typeert de ChristenUnie als een partij „die op zoek is naar nieuwe posities. Men wil niet meer alleen anti abortus zijn, maar men zoekt voor zichzelf een nieuwe, bredere rol. In die zoektocht is de term christelijk-sociaal boven komen drijven.” Dat de partij bij die zoektocht tevens gekeken heeft waar electoraal de meeste kansen lagen, lijkt Kennedy evident. „Zulke motieven spelen bijna altijd mee bij een politieke partij. In dit geval was duidelijk dat er groeimogelijkheden waren voor een christelijke partij die zich programmatisch links van het CDA positioneerde.”
Harinck voegt daar nog een theologisch en cultureel motief aan toe. „In GPV en RPF werd sterk gedacht in termen van het cultuurmandaat. Politici van deze partijen zouden de aarde wel gaan bouwen en bewaren. Dat zie je terug in de ChristenUnie. Zij moeten het verschil maken in deze wereld. Ze hebben een opdracht van God die ze moeten uitvoeren. Deze vorm van positief denken –over de mens, over de staat– zit er bij de ChristenUnie ingebakken en brengt de partij gemakkelijk in links vaarwater.”
Dat de SGP altijd een rechts georiënteerde partij is geweest, heeft voor een deel te maken met het sociale milieu, denkt Kennedy. „Iets minder geschoold, veel ondernemers. Ieder moest zijn eigen verantwoordelijkheid nemen, zo vond men.” Het heeft ook te maken met de manier waarop in die kringen de Bijbel werd en wordt gelezen. „Het besef dat je uit de Bijbel ook een collectieve ethiek kan en moet halen, is in piëtistische kring, waarin het meer gaat om de interne bezinning van het individu op zijn zielenheil, niet zo groot. Bovendien is het mensbeeld er pessimistischer, wat ook een kritischer houding tegenover de staat geeft.”
Gezien de diepgewortelde verschillen, ligt het voor de hand dat ChristenUnie en SGP elkaar op het punt van overheid, economie, milieu en islam nooit geheel zullen kunnen vinden, denkt Kennedy. „Als het christendom theologisch al zo verdeeld is, hoeveel temeer wanneer men uit de Bijbel een maatschappijvisie gaat te destilleren.” Harinck: „Op grond van de Bijbel kun je kennelijk meer aan de linkerkant of meer aan de rechterkant van het politieke spectrum uitkomen. Dat was zo en dat blijft zo. Bij de oude christelijke partijen, ARP, CHU en KVP, huisde die spanning tussen rechts en links altijd in de boezem van de partij. Bestond de sociaaldemocratie puur uit minderbedeelden en bestond de liberale aanhang uitsluitend uit rijken, partijen die zich verenigden op grond van het christelijk geloof herbergden beide groepen.”
Politiek samen optrekken gaat nog het makkelijkst als de christelijke partijen een gemeenschappelijke vijand hebben, denkt Kennedy. „Dat zag je onder paars. Toen werden ChristenUnie en SGP, soms samen met het CDA, tot elkaar gebracht doordat ze collectief één tegenstander hadden. Anno 2010 is de seculiere vijand verdeeld in een links kamp van D66 en GroenLinks en een rechts kamp van VVD en PVV. En dus is ook de reactie van de christelijke partijen verdeeld.”