Japan en Duitsland als voorbeeld voor wederopbouw Irak
Nu de Verenigde Staten voor de taak staan een democratie op te bouwen uit de puinhopen van een dictatoriaal bewind in Irak, wordt erop gewezen dat Amerika dit soort karweien al eerder heeft geklaard. Zo werden na de Tweede Wereldoorlog nazi-Duitsland en Japan omgevormd tot democratieën die al meer dan een halve eeuw een bloeiend bestaan leiden. Historici zien in de twee voorbeelden zowel lessen als gevaren voor Jay Garner, de gepensioneerde generaal die van Washington opdracht heeft gekregen hetzelfde te doen voor Irak.
Een van de eerste taken die Garner te wachten staan, zeggen mensen die de naoorlogse Amerikaanse bezetting van Duitsland en Japan hebben bestudeerd, is de ’de-ba’athificatie’ van Irak, zoals de Iraakse oppositieleider Ali Allawi het noemt. De Ba’ath-partij van Saddam Hussein heeft 35 jaar lang alle facetten van het leven in Irak beheerst, driemaal zo lang als de nazi’s in Duitsland aan de macht zijn geweest.
Rebecca Boehling van de universiteit van Maryland heeft jaren onderzoek gedaan naar de denazificatie van Duitsland. Namens het Iraaks Nationaal Congres, waarin Iraakse ballingen zich hebben verenigd, heeft Allawi zich tot haar gewend voor advies over voorgenomen zuiveringen in Irak. De Iraakse wetenschapper, verbonden aan de London School of Economics, wijst erop dat het ba’athisme niet zo maar een bende misdadigers is. Het is ook een virulente en indringende ideologie, gebaseerd op de gedachte dat Irak wordt bevolkt door één soort mensen, verbonden door een unieke lotsbestemming. Het is een ideologie, zegt Allawi, die de realiteit ontkent van een heterogene bevolking van Koerden, Turkmenen en Arabieren; een ideologie die twijfel zaait aan de loyaliteit van de meerderheid van de bevolking, de sjiitische moslims; een ideologie van Arabische eenheid die leidt tot agressief nationalisme, onderdrukking en militarisme.
Het veranderen van de denkbeelden van de duizenden aanhangers van de Ba’ath-partij vergt een meerzijdige aanpak, zegt Allawi. Sommigen zullen moeten worden ’heropgevoed’. Anderen, bijvoorbeeld leraren die geneigd zijn het gedachtegoed van de Ba’ath-partij te blijven doorgeven, zullen moeten worden ontslagen. Weer anderen zullen moeten worden vervolgd voor misdaden als marteling en moord.
Allawi benadrukt dat niet iedereen over één kam moet worden geschoren. „Stel, je bent waterbouwkundig ingenieur. Om dat te kunnen worden moest je lid zijn van de Ba’ath-partij, en dat maakt je nog niet schuldig.”
Het scheiden van de bokken en de schapen zal een van de moeilijkste opgaven worden voor Garner, voorspelt Allawi. Als de generaal en zijn medewerkers dezelfde maatstaven aanleggen als er destijds in Duitsland zijn gebruikt, zal er volgens hem een harde kern van ongeveer 50.000 ba’athisten overblijven die moeten worden aangeklaagd.
Boehling waarschuwt dat het Iraaks Nationaal Congres niet moet denken dat het probleem alleen ligt bij leden van de Ba’ath-partij. De blauwdruk die de groep voor de zuiveringen heeft gemaakt rept niet van mensen van buiten de partij die medeschuldig zijn geweest aan de misdaden van het regime van Saddam Hussein. Bij haar onderzoek is Boehling gebleken dat veel van de grootste misdadigers nooit tot de nazi-partij waren toegetreden. Omdat de Amerikanen en hun bondgenoten zich beperkten tot de leden van de NSDAP konden na de oorlog veel Duitse fascisten op invloedrijke posten blijven zitten, zegt zij.
Mensen die zich hebben verdiept in het bestuur dat generaal Douglas McArthur na de oorlog in Japan heeft uitgeoefend zien andere en potentieel grotere gevaren voor Garners team, dat in Koeweit wacht op het sein om naar Irak te vertrekken. Sommigen in de Amerikaanse regering hebben McArthur genoemd als een voorbeeld waaraan Garner zich bij zijn werk in Irak kan spiegelen. Maar John Dower, een eminent kenner van de naoorlogse periode in Japan, wijst erop dat de omstandigheden in 1945 in Japan totaal verschillend waren van die in Irak nu. Japan is een eilandstaat met een grotendeels homogene bevolking. Het bezit geen natuurlijke rijkdommen en was bovendien zo verwoest door de oorlog dat niemand er brood in zag. Irak daarentegen heeft poreuze grenzen, vijandige buren, een diverse bevolking en eenderde van de olievoorraad van de wereld.
„Het is ironisch”, zegt Dower, „maar omdat er niets te halen viel probeerde in Japan niemand zich naar binnen te werken om een deel van de grondstoffen of een aandeel in de wederopbouw te bemachtigen - niemand om verontwaardiging te wekken bij de bevolking of de aandacht af te leiden van de democratisering.” Daarbij kwam nog dat de Japanners niet te maken hadden met de mogelijk ontwrichtende werking van een ballingengemeenschap die naar huis wil terugkeren. Irak kent 4 miljoen ballingen, die over tientallen landen zijn verspreid. Zij vormen een gemeenschap die na zoveel jaren in het buitenland geen echte basis meer heeft in Irak en de al bestaande verdeeldheid alleen maar kan vergroten.
Het is belangrijk om te beseffen, zegt Dower, dat de Amerikaanse planning voor de demilitarisering en bezetting van Japan -uitgevoerd door liberale aanhangers van Roosevelts New Deal- al drie jaar voor het eind van de oorlog was begonnen. De plannen voor Irak zijn pas enkele maanden oud. Verder voerde McArthur de vooruitstrevende agenda van Roosevelt uit: veel aandacht voor vakbondsrechten, vrouwenrechten en grondwets- en landherzieningen. „Het was een plan dat in feite korte metten maakte met de grondbezittende klasse op het platteland en dat gebaseerd was op het geloof dat democratie moet steunen op een zekere mate van economische gelijkheid.”
Keizer Hirohito, die in Japan hogelijk werd geëerd, sprak in het openbaar steun voor het plan uit. En toen duurde het niet lang, aldus Dower, of Japanners uit alle lagen van de bevolking gingen overstag - van leraren en schoolkinderen tot de conservatieven en bureaucraten die deel uit hadden gemaakt van de oorlogsmachine.
Irak, dat jaren heeft geleefd onder de persoonlijkheidscultus van Saddam Hussein, ontbeert zo’n nationale figuur die de bevolking achter de plannen van Garner kan verenigen. Dower onderschrijft de stelling van het Witte Huis dat de Irakezen smachtten te worden bevrijd van jarenlange onderdrukking, maar vreest dat de vergelijking met de ontvankelijke Japanners daarmee ophoudt. Toch vergde zelfs in Japan het karwei om de fascistische structuren uit te bannen en democratische instellingen op te zetten zes jaar noeste arbeid van 5000 bestuurders en 200.000 militairen, die bovendien nooit hoefden te vrezen voor hun eigen veiligheid.