Als reden voor de maatregel geeft de Joodse staat op dat de gebouwen in een militaire zone staan of dat zij zonder bouwvergunning zijn gebouwd. Dit terwijl het voor Palestijnen moeilijk of zelfs onmogelijk is zo’n vergunning te krijgen, met name in Oost-Jeruzalem.

HRW noemt het voorbeeld van het dorp Al-Farisiye in de Jordaanvallei. De zone werd tot militair terrein verklaard terwijl het dorp er al stond. De Palestijnen lopen er volgens het Israëlische leger gevaar door manoeuvres. Meer dan 130 mensen, onder wie meer dan vijftig kinderen, zijn weggestuurd. Hun huizen zijn vernield.

Volgens de Geneefse Conventies over het humanitair oorlogsrecht mag een bezettingsmacht de privé-eigendommen van burgers in bezet gebied niet vernietigen, tenzij er sprake is van „absolute noodzaak” in verband met militaire operaties.

Israëlische miltairen kwamen op 19 juli om zes uur ‘s ochtends met bulldozers naar Al-Farisiye, haalden de Palestijnen uit 26 huizen en vernielden daarop de woningen en 24 stallen, aldus HRW op basis van eigen onderzoek en van rapporten van OCHA, het bureau van de Verenigde Naties voor humanitaire zaken. Een HRW-team zag hoe inwoners in het puin naar eten, kinderkleren, schoolboeken en andere bezittingen zochten.

Op 5 augustus kwamen de Israëli’s terug en vernielden 25 tot dertig tenten die het Rode Kruis en de Palestijnse Autoriteit hadden gedoneerd voor de dakloze dorpelingen. Terwijl het Palestijnse dorp weg moet voor het militaire oefenterrein, heeft Israël volgens HRW in een omtrek van 5 kilometer rond Al-Farisiye maar liefst vier Joodse nederzettingen laten bouwen waar kennelijk wel plaats voor is. De Joodse nederzettingen zijn volgens het Internationaal Gerechtshof in Den Haag illegaal. Volgens de Geneefse Conventies is het verboden om bezet gebied te koloniseren en er de bevolking van de bezettingsmacht te vestigen.