Servische mythevorming bedreigt moslims
Voor een moslim is het leven in Banja Luka als in een getto. De herbouw van de moskee stokt en de Serviërs creëren met mythes hun eigen staat in Bosnië. „Wat hen met oorlog niet gelukt is, willen ze nu met andere middelen bereiken.”
Voordat de moskee ontplofte, openden omwonenden vast de ramen om te voorkomen dat ze zouden barsten. Een medewerker van het Islamitisch Centrum van Banja Luka staat bij de brokstukken van de zestiende-eeuwse Ferhad Pasjamoskee. „Het was een geplande actie. We weten wie de daders zijn. We komen ze nog iedere dag op straat tegen.”
De Ferhad in Banja Luka gold als de oudste moskee van Bosnië en prijkte op de Werelderfgoedlijst van Unesco. Tijdens de burgeroorlog in voormalig Joegoslavië bliezen Servische nationalisten de minaret op. „We hielden van de moskee, er werd over gezongen in liederen”, zegt de medewerker nostalgisch.
De grijze stenen van het eertijds zo beroemde gebedshuis liggen zorgvuldig gesorteerd en genummerd in een loods. Verderop staat een moskee in aanbouw. „Elk fragment dat we nog hebben kunnen vinden, verwerken we in de nieuwe moskee.”
Wie zich verdiept in de bloedige zuiveringen in de stad, kan zich amper voorstellen dat er nog een moslimgemeenschap over is in Banja Luka. Tijdens de oorlog deden zich de afschrikwekkendste taferelen voor in de moslimwijken. Gezinnen werden ’s nachts uit hun woningen gesleurd, vrouwen werden verkracht en kinderen vermoord. Tienduizenden vluchtten; naar veiligere oorden in Bosnië of naar Europa – ook naar Nederland. Hun huizen werden toebedeeld aan van elders gevluchte Serviërs. De zestien moskeeën van de stad werden stuk voor stuk verwoest. „Zelfs de fundamenten werden uitgegraven, waarna ze uit het kadaster werden geschrapt.”
Banja Luka is nu de hoofdstad van de autonome Republika Srpska, een vrijwel volledig Servische enclave binnen Bosnië. De gloednieuwe Servisch-orthodoxe kathedraal op het centrale plein van Banja Luka symboliseert hun overheersing. Zo’n 15.000 moslims besloten echter te blijven – of konden simpelweg niet vluchten. Hardnekkig houden ze stand.
Moslimleider Kasim Mujicic is een tanige zestiger die alles heeft meegemaakt. „We kunnen het ons niet veroorloven om terug te blikken op de oorlog. We hebben het overleefd, dat is het belangrijkste. Ook de jaren na de oorlog stonden we doodsangsten uit. Jarenlang durfden we er niet voor uit te komen dat we moslim waren. Toen we de herbouw begonnen, bekogelden ze ons met stenen. We bouwden onverdroten verder. Sindsdien begrijpt de Servische overheid dat we hier nooit weg zullen gaan.”
Zuivering Maar de bouw van de Ferhad Pasja stokt. Het geld is op. Tegelijkertijd doemt plotseling het spookbeeld van de oorlog weer op in Banja Luka. Eerder dit jaar stemde het Servische parlement voor een nieuwe referendumwet. Daardoor heeft de regering nu de mogelijkheid een volksraadpleging te organiseren over onafhankelijkheid van de rest van Bosnië. De uitkomst van een referendum in de autonome republiek ligt zo goed als zeker vast, want in de Servische Republiek wonen vrijwel alleen Serviërs. Met een afscheiding zou een etnisch ‘zuivere’ Servische Republiek ontstaan – het oude plan van de voor oorlogsmisdaden terechtstaande Radovan Karadzic.
„Wat de Serviërs met oorlog niet gelukt is, willen ze nu met andere middelen bereiken”, zegt Mujicic. Met argusogen volgt hij de verwikkelingen rond het Servische bestuur van zijn stad. „De Serviërs willen op geen enkele manier meewerken aan de opbouw van Bosnië. Ze houden de vorming van een grondwet tegen. Terwijl die noodzakelijk is om Bosnië tot een staat te maken. Geluiden over afscheiding maken ons bang.”
Sinds de oorlog van de jaren negentig was de vrees voor nieuwe spanningen niet zo groot als nu. „In de oorlog wilden de Serviërs de moslimbevolking terugbrengen tot 6 procent. Dreigt dit nu opnieuw?” zegt Mujicic. „We leven hier met grote spanningen. We worden op straat nageroepen. Soms wordt onze moskee beklad. Angstig ben je niet meer zo snel, als je zelfs een oorlog hebt overleefd – ook nu zullen we niet vluchten. Maar als het nationalisme bij de Serviërs niet verdwijnt, is hier gewoonweg geen toekomst voor ons.” Zijn medewerker zucht: „Soms voelt het alsof we in een getto wonen. Als er van buitenaf geen hulp komt, dan blijft het zo.”
Respect De president van de Republika Srpska, Milorad Dodik, huist in een fonkelnieuw glazen paleis aan de centrale boulevard. Hij is de opvolger van Radovan Karadzic, die momenteel in Den Haag terechtstaat voor oorlogsmisdaden. Dodik maakt zich in Banja Luka geliefd door populistische uitspraken en de versteviging van de Servische ministeries. Hij en zijn kompanen zetten de Serviërs het liefst neer als slachtoffer, onbegrepen door de buitenwereld. In het Museum van de Republika Srpska wordt het leed van de Serviërs in de Tweede Wereldoorlog getoond.
„Natuurlijk zijn wij slachtoffers.” De 32-jarige Perica Rajcevic is de kabinetschef van de president en geldt als de tweede man van de Serviërs in Bosnië. Strak in het pak, vloeiend Engels sprekend en overtuigd van zijn zaak. „Het Westen ziet ons als daders. Dat zijn we beu. Jullie vergeten dat wij de agressie van de moslims op de Balkan een halt hebben toegeroepen. Jullie denken dat wij nog altijd met geweren rondlopen, maar we verafschuwen oorlog. We respecteren de slachtoffers, maar hebben zelf ook geleden.”
De kwestie van het referendum is volgens Rajcevic opgeblazen om Serviërs in een kwaad daglicht te stellen. „Onze president heeft nooit gezegd dat het referendum er komt. Het zijn roddels en geruchten. Natuurlijk willen we het hier in de Republika Srpska zelf voor het zeggen hebben. Als er een referendum zou komen en 95 procent van de Serviërs stemt voor, dan hebben we geen keus. Dan moeten we de wens van de bevolking respecteren. Autonomie is een mensenrecht.”
De grootste vertolker van het ‘slachtofferverhaal’ van de Serviërs is voormalig leider Radovan Karadzic. Tijdens de openingsverklaring van zijn proces, in maart, noemde hij de volkerenmoord in de moslimenclave Srebrenica „een mythe.” Ondanks de uitgebreide DNA-analyses in het gebied verklaarde hij dat de duizenden mensen die zijn begraven bij het herdenkingsmonument in Srebrenica niet allemaal Srebrenicaslachtoffers zijn. Bovendien hebben moslims het geweld zelf uitgelokt, zegt Karadzic.
De moderne Servische politicus Rajcevic sluit zich daar deels bij aan. „In Srebrenica zijn hooguit 5000 mensen omgekomen. De internationale gemeenschap zegt twee keer zo veel. Het zijn leugens, om ons in diskrediet te brengen. Daarbij: wij hebben ermee ingestemd dat er in Srebrenica een herdenkingsmonument kwam. Elders in Bosnië zijn honderden onschuldige Servische burgers en soldaten gedood. Voor hen mag geen monument worden opgericht.”
Ook over de etnische zuiveringen in Banja Luka heeft Rajcevic een geheel eigen visie. Hij suggereert dat de moslims uit vrije wil vertrokken. „Inderdaad zijn velen van hen uit Banja Luka weggegaan in de jaren negentig. Maar dat was in de jaren zeventig en tachtig ook al het geval, ruim voor de burgeroorlog. Moslims zijn van harte welkom in Banja Luka. Maar ze willen niet terugkeren, omdat ze in het Westen meer verdienen.”
Crisis Een moslimbezoekers van de gaarkeuken beaamt dat moslims vooral bezig zijn met overleven. „Hoe kom ik de week door? Dat is hier de meest wezenlijke vraag. Ik ben afhankelijk van de gaarkeuken van de moskee. Ik hoop straks op een pensioen, maar dat bedraagt hooguit 120 euro. Ik was kapper, maar krijg geen vergunning meer van de Servische overheid. De banen worden verdeeld tussen de bevolkingsgroepen aan de hand van percentages. Ik val buiten de boot.” „Toch verbroedert de crisis ons niet”, zegt voorzitter Kasim Mujicic. „Daarvoor is de afstand te groot.”
Europa zou een afscheiding van de Serviërs nooit toestaan, maar verder lijkt Brussel de handen af te trekken van Bosnië. „Veel van mijn broeders vestigen de hoop op Europa”, zegt Mujicic. „Helaas is dat vertrouwen beschaamd. Het Westen laat ons aan ons lot over. Maar we kunnen niet zonder hulp van buitenaf. De verschillende groeperingen verdedigen alleen hun eigen belangen, niet het belang van Bosnië als geheel.”
Toch kijkt de moslimleider vooral naar de toekomst. „De restauratie van de moskee is tijdrovend en kost heel veel geld. We hebben de diaspora van moslims in het buitenland hard nodig om de Ferhad Pasja af te bouwen. Als God het wil, kunnen we met vertrouwen naar de toekomst kijken. Langzaam maar zeker verandert de situatie. Heel soms keren vluchtelingen terug naar Bosnië. Gisteren mocht ik een familielid uit Italië verwelkomen. Tien jaar geleden durfden we elkaar op straat niet met ”salam aleikum” te groeten. Nu kan dat weer. Zelfs hier in Banja Luka.”
Bosnië Sinds het Akkoord van Dayton (1995) is Bosnië verdeeld in twee vrij zelfstandige provincies: de Servische Republiek in het noorden en de Moslim-Kroatische Federatie in het zuiden. De feitelijke macht berust bij de internationale vertegenwoordiger van de Verenigde Naties in Sarajevo, die alle besluiten van de regering kan vernietigen. De Serviërs hebben in Banja Luka hun eigen regering. De stad telt 200.000 inwoners, waarvan 15.000 moslims – een kwart van het aantal van voor de oorlog.
Tijdens de burgeroorlog in voormalig Joegoslavië vielen in Bosnië meer dan 100.000 doden en sloegen miljoenen mensen op de vlucht. Momenteel is er vrede, maar niemand is gelukkig met de staat zoals die nu wordt bestuurd. De Europese Unie ziet in versterking van de centrale overheid in Sarajevo een voorwaarde voor verdere toenadering tot Brussel. Al vijftien jaar wordt er onderhandeld over een nieuwe grondwet.
Het Bosnisch-Servische parlement in Banja Luka nam dit voorjaar een wet aan waarmee een referendum over afscheiding van Bosnië mogelijk is. Tot grote zorg van de moslimgemeenschap en de hoge vertegenwoordiger. President Mesic van buurland Kroatië kwam op voor de Kroatische minderheden in Bosnië en dreigde zelfs met militair ingrijpen.
Momenteel verdedigt de voormalig Bosnisch-Servische leider Radovan Karadzic zich voor het Joegoslaviëtribunaal. Hij betoogt dat de moslims begonnen zijn met de oorlog en noemt de volkerenmoord in Srebrenica een mythe.