Berechting Iraakse misdadigers nieuwe splijtzwam
De berechting van oorlogsmisdaden en misdaden tegen de mensheid in Irak is een nieuwe splijtzwam tussen de Verenigde Staten en de internationale gemeenschap. De eerste voorstellen van de Amerikaanse regering hebben al de nodige tegenspraak uitgelokt.
Voordat de oorlog begon, werd er al gespeculeerd over de vraag hoe de Amerikaanse regering zou omgaan met oorlogsmisdaden. De VS zijn een belangrijke kracht geweest achter de VN-tribunalen voor Joegoslavië en Rwanda, maar het schijnt dat de liefde voor die twee instellingen behoorlijk is bekoeld. Voor het Internationaal Strafhof dat vorig jaar is opgericht in Den Haag, hebben de VS nog nooit iets gevoeld en vooral de regering-Bush heeft alles gedaan om haar afkeer daarvan te laten blijken.
Wereldwijd werd dus uitgezien naar de plannen van Washington over de berechting van oorlogsmisdaden in Irak. Vorige week kwam de Amerikaanse gezant voor oorlogsmisdaden, Pierre-Richard Prosper, met een plan hoe de Iraakse oorlogsmisdadigers zouden moeten worden berecht tegenover een commissie van de Senaat.
Misdaden die tegen Amerikaanse militairen waren gepleegd, moeten door de Amerikaanse justitie worden vervolgd, evenals natuurlijk misdaden die door Amerikanen zelf zijn begaan. Andere regeringen kunnen misdaden vervolgen die tegen hun eigen burgers zijn gepleegd. Voor misdaden die het regime van Hussein tegen zijn eigen burgers heeft gepleegd, moet het nieuwe Iraakse bewind een oplossing vinden, deels door tribunalen, deels wellicht door een waarheids- en verzoeningscommissie, aldus Prosper.
„De internationale gemeenschap heeft de plicht het Iraakse volk te helpen naar democratie, naar een rechtsstaat en naar wettige juridische instellingen. De Verenigde Staten zijn van plan te helpen, zodat een sterk en geloofwaardig proces verzekerd is”, aldus de speciale gezant voor de Senaat.
Prosper ging ook in op de vraag of men het berechten van oorlogsmisdaden wel aan het Iraakse systeem kan overlaten. Hij dacht van wel. „Ik heb persoonlijk Iraakse rechtsgeleerden ontmoet. Ik ben ervan overtuigd dat er bekwame Iraakse juristen zijn zowel binnen als buiten Irak die bereid zijn om een mandaat voor rechtspleging op zich te nemen”, aldus Prosper, die zelf advocaat is geweest voor het Rwanda-tribunaal.
Prospers standpunt dat Irak het best zelf oorlogsmisdaden kan berechten, wordt ondersteund door Paul Rosenzweig van de conservatieve denktank Heritage Foundation. „Na de Tweede Wereldoorlog zijn de grootste oorlogsmisdadigers voor de tribunalen in Neurenberg en Tokio berecht. Maar na de wederopbouw zijn er ook duizenden militairen voor de Duitse en Japanse rechter veroordeeld. Dat lijkt me een goed model. De hele actie is erop gericht de soevereiniteit bij Irak terug te brengen. Hoe meer Irak nu zelf doet, hoe beter het is.”
Rosenzweig gelooft niet dat de internationale gemeenschap nu veel verder is met de ontwikkeling van internationaal strafrecht. „Ik zie geen vooruitgang. Ik zie wel twee internationale tribunalen, voor Rwanda en Joegoslavië, die geen van beide succesvol zijn.”
De organisatie Human Rights Watch, die bij de Amerikaanse aanvaring met het Internationaal Strafhof vorig jaar koos voor een harde oppositie tegen de regering-Bush, gaat nu ook weer in de aanval tegen de plannen van het Witte Huis. Volgens directeur Kenneth Roth is Irak helemaal geen geschikte plek voor de berechting van oorlogsmisdaden. „In theorie is het natuurlijk altijd beter als dit in Irak gebeurt. Maar in de praktijk is het moeilijk mensen te vinden die niet verbonden waren aan Saddam Hussein”, aldus Roth.
Maar ook de juristen die buiten Irak in ballingschap leven, acht hij niet geschikt. „Het is moeilijk voor hen om te bewijzen dat ze niet vol haat zijn tegen de voormalige dictatuur en dat ze niet simpelweg de schuld van de aangeklaagden zullen veronderstellen. Bovendien zullen de mensen die hiervoor worden aangesteld waarschijnlijk worden gezien als marionetten van Washington, meer dan als onafhankelijke verstrekkers van gerechtigheid.”
Human Rights Watch ziet daarom veel meer in een rechtsproces onder internationale leiding, naar het model van de twee huidige VN-tribunalen. Net als in het zogenaamde ’geïnternationaliseerde’ tribunaal in Sierra Leone kunnen daar enkele Iraakse rechters aan deelnemen, als de internationale vertegenwoordigers maar overheersen. „Om hierover te besluiten zouden de Verenigde Naties een internationale commissie kunnen instellen”, stelt Kenneth Roth voor.
Rosenzweig betwijfelt of dit zinvol is. „De Verenigde Naties waren het niet eens over de regeringswisseling in Bagdad. Hoe moeten de VN dan mensen gaan berechten op grond van het feit dat ze de orders uitvoerden van een regime dat volgens diezelfde VN kon blijven zitten?”
Ook het model van het tribunaal in Sierra Leone spreekt Rosenzweig niet aan. „De enige optie zou een mengsel zijn van Iraakse elementen met de coalitie die Irak heeft bevrijd. De rest van de internationale gemeenschap heeft Saddam Hussein immers twintig jaar gedoogd.”
Kenneth Roth denkt dat de Amerikaanse regering om een heel andere reden voor de nationale route kiest. „In de eerste plaats wil Washington de controle houden over het hele onderzoeksterrein in Irak, om te voorkomen dat het Amerikaanse gedrag wordt onderzocht”, aldus Roth. Verder wil de regering-Bush de doodstraf toepassen in Irak en heeft de huidige Amerikaanse regering „een grote afkeer” van internationaal recht.
Volgens Rosenzweig bewijst Roth hiermee dat hij „het gevoel voor realiteit” heeft verloren. „Dit soort organisaties heeft nooit iets gedaan om Saddam weg te krijgen. Het lijkt me beter dat Bush zich van deze mensen niets aantrekt.”
Roth: „Dit is nu echte onkunde. Wij hebben van alle organisaties waarschijnlijk het meest gedaan om de verschrikkingen van Saddams regime te documenteren. Na de massamoord op de Koerden in 1988 hebben we massagraven onderzocht. We hebben zelfs 18 ton stukken van de geheime politie naar de VS gebracht om de boze opzet achter de misdaden te bewijzen. Voor het Internationaal Gerechtshof hebben we geprobeerd een zaak te starten. We hebben vast en zeker meer tegen Husseins bewind gedaan dan de Heritage Foundation.”