Het jaar van dekolonisatie,1960
In 1960 verwierven niet minder dan zeventien Afrikaanse landen de onafhankelijkheid. De dekolonisatie was onvermijdelijk, maar weinigen hadden in de jaren vijftig kunnen bevroeden dat de Franse kolonies zo snel op eigen benen wilden staan.
Franse delegaties hadden het er in de zomer van 1960 maar druk mee. In augustus van dat jaar verwierven niet minder dan negen Franse koloniën in Afrika de onafhankelijkheid. Stonden de Fransen op 1 augustus nog te kijken hoe in Dahomey (het latere Benin) de tricolore werd gestreken, twee dagen later had in Niger hetzelfde tafereel plaats en nog weer twee dagen later in Opper-Volta (het latere Burkina Faso). En zo ging het door langs Ivoorkust, Tsjaad, de Centraal-Afrikaanse Republiek, Frans-Congo (Brazzaville), Gabon en Senegal. In twintig dagen tijd was Frankrijk negen landen armer.
Dat was in 1960 nog niet alles. Eind juni was Madagaskar al onafhankelijk van het Franse moederland geworden en later in het jaar zouden Mali en Mauritanië nog volgen. Ook Kameroen en Togo, twee trustgebieden die onder mandaat van de Verenigde Naties onder Frans beheer waren geplaatst, kwamen op eigen benen te staan.
De verwikkelingen van vijftig jaar geleden betekenen voor dit jaar dus veel feest en vuurwerk in Franstalig Afrika. De Democratische Republiek Congo haakt eveneens aan bij het feestgedruis: dit enorme land werd op 30 juni 1960 onafhankelijk van België. En dan vieren de oude Britse kolonies Nigeria en Somalië ook nog eens hun vijftigste verjaardag. Geen wonder dat 1960 tot het Jaar van Afrika is gedoopt. In een jaar tijd was een derde van het continent zelfstandig geworden.
De onafhankelijkheidsgolf kwam natuurlijk niet als een donderslag bij heldere hemel. Na de Tweede Wereldoorlog was duidelijk dat de oude koloniale situatie op den duur niet te handhaven was.
Door de oorlog was het machtsevenwicht in de wereld verschoven van de Europese (koloniale) mogendheden naar de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. Afrika was in grote mate bij de oorlog betrokken geweest, waardoor ook dit continent diepgaand was veranderd. Oud-strijders voor de koloniale mogendheden kwamen bijvoorbeeld terug met nieuwe ideeën en eisten een groter deel van de macht op.
De koloniale mogendheden probeerden de onrust in te dammen door de kolonies meer zelfstandigheid te geven. In Goudkust (Ghana) was het in 1948 gekomen tot hevige rellen, waarop de Britten zich haastten de Ghanezen meer invloed te bieden. Het mocht uiteindelijk echter niet baten: in 1957 werd het land onafhankelijk. Egypte, Sudan en Libië waren al voorgegaan.
Frankrijk gaf zijn kolonies al in 1944, na door Duitsland overwonnen te zijn, het recht op eigen verkiezingen en creëerde later bovendien meer posten voor Afrikanen in het parlement in Parijs. In tegenstelling tot Groot-Brittannië, dat alle kolonies als afzonderlijke landen behandelde, behoorden de koloniale gebieden in de ogen van Parijs tot het ene Franse rijk: de ”Union Française” (Franse Unie). Het betekende concreet dat sinds 1914 ook afgevaardigden uit de kolonies in het nationale parlement in Parijs zitting hadden.
De Franse kolonies (l’Afrique Noire) leken –anders dan de Britse en Algerije daargelaten– behoorlijk tevreden met de hervormingen. De Franse minister van Overzeese Gebieden, Gaston Defferre, mocht in 1956 dan gezegd hebben dat „de Afrikanen rusteloos” waren geworden, interessant is dat veel Franse kolonies zich tot diep in de jaren vijftig bleven kenmerken door grote trouw aan het moederland.
De president van Ivoorkust, Félix Houphouët-Boigny, benadrukte bijvoorbeeld dat onafhankelijkheid „niet de beste oplossing voor Afrika” was. Tegenover de Ghanese president Kwame Nkrumah, onder wiens leiding Ghana onafhankelijk van Groot-Brittannië was geworden, stelde Houphouët dat hij liever werk maakte van economische dan van politieke hervorming. De Senegalese president, Léopold Senghor, zat op dezelfde lijn. Hij vond Nkrumah „te radicaal” en bepleitte een federatief verband met Frankrijk.
De presidenten leken in hun stellingname het volk achter zich te hebben, als we tenminste kunnen afgaan op een referendum in september 1958. In dat jaar was Charles de Gaulle aangetreden als president van Frankrijk en dat had ook consequenties voor het koloniaal beleid. De oude Franse Unie werd herdoopt tot de Frans-Afrikaanse Gemeenschap, en daar hoorde ook een nieuwe grondwet bij die een ontwerp voor een federaal stelsel bood.
De Afrikaanse bevolking mocht over de nieuwe constitutie stemmen. Stemde de bevolking tegen, dan was dat genoeg om de onafhankelijkheid te verkrijgen. In vrijwel alle kolonies stemde een overgrote meerderheid (meer dan 95 procent) echter vóór.
Er was één uitzondering: Guinee. „Wij preferen armoede in vrijheid boven rijkdom in slavernij”, had de president van Guinee, Ahmed Sékou Touré, bij een bezoek van De Gaulle aan het land op 25 augustus 1958 laten weten. Guinee volgde zijn president, stemde bij het referendum tegen en werd kort daarna onafhankelijk.
Daarna ging het echter snel. Een paar maanden later pleitte Senghor voor onafhankelijkheid binnen de gemeenschap. De Gaulle besefte dat het uiteindelijk toch op algehele onafhankelijkheid zou uitlopen en besloot alle landen zelfstandigheid te geven. Dat vond voor een belangrijk deel zijn bekrachtiging in augustus 1960.
Her en der wordt sceptisch gevraagd of er in dit jubileumjaar nu wel zo veel te vieren valt. „Hier een autoritaire restauratie, daar een meerpartijenregering, elders magere vooruitgang die omkeerbaar lijkt te zijn, en vrijwel overal zeer hoge niveaus van sociaal geweld, latente conflicten of openlijke oorlogen. (…) Dat is –op enkele uitzondering na–, het globale landschap in Afrika 50 jaar na 1960”, sombert de Kameroense historicus en politicoloog Achille Mbembe bijvoorbeeld in een artikel.
Er klinken echter ook positievere geluiden. Sommige Afrikadeskundigen, zoals Sue Onslow van het prestigieuze London School of Economics, houden rekening met een Afrikaanse renaissance. Het continent vervult inmiddels een sleutelrol op de mondiale energiemarkt en bovendien liggen volgens het Internationaal Monetair Fonds acht van de twintig snelst groeiende economieën in Afrika. In 1960 bleef het bij een Jaar van Afrika, maar de 21e eeuw zou dan wel eens de eeuw van het continent kunnen worden. Voor dat perspectief is vooralsnog echter heel wat optimisme nodig.