Vijf miljoen liter water per dag
Hoe modern een oorlog ook is, de aanvoer van water en kogels is van alle tijden. Van Koeweit naar Bagdad is 600 kilometer. „Nog nooit waren onze aanvoerlijnen zo lang.”
Op een kade in Koeweit lossen Amerikaanse soldaten schepen variërend van enorme containercarriers tot landingsvaartuigen. Miljoenen flessen mineraalwater, reservebanden en complete tanks worden gesorteerd, op vrachtwagens geladen en in konvooien naar het front gereden.
Het moderne leger gebruikt streepjescodes en een geavanceerd volg- en planningsysteem om de benodigde middelen door de woestijn naar de voorste troepen te verplaatsen.
Het is niet het soort werk dat spannende televisiebeelden oplevert, maar de mannen en vrouwen van de 368e Transportcompagnie weten dat het belangrijk is. „Zonder stuwadoors kunnen ze niet vechten.”
Logistiek is de ruggengraat van iedere oorlog. De tienduizenden geallieerde soldaten in Irak en Koeweit moeten iedere dag eten, drinken, slapen en vechten. Alles wat daarbij komt kijken wordt door de transportcompagnie aangevoerd.
De soldaten van de coalitie verbruiken per dag 5 miljoen liter water. Iedere militair heeft dagelijks recht op drie maaltijden: Meals Ready to Eat (MRE’s). Het zijn stevige plastic zakken met daarin onder andere een warme maaltijd, crackers en stukken chocolade. Ieder pakket bevat zo’n 5000 calorieën. Onder soldaten zijn de MRE’s niet populair getuige de bijnaam Meals Refused by Ethiopians.
„In logistiek opzicht is iedere campagne in Irak door de natuur en omvang van het land een uitdaging”, zegt luitenant-generaal David McKiernan, de commandant van de geallieerde landstrijdkrachten in Koeweit.
Van de Koeweitse grens naar Bagdad is een afstand van bijna 600 kilometer, te vergelijken met de afstand Den Haag-Parijs. Het is ongeveer drie keer zo lang als de afstand die de Amerikaanse strijdkrachten in de Golfoorlog van 1991 moesten overbruggen.
De aanvoerlijn begint in Shuaiba, een haven ten zuiden van Koeweit-stad, nabij een grote olieraffinaderij. De uitgeladen goederen worden gestald op een winderig terrein bij de haven en op de naastgelegen basis Arifjan.
De basis belichaamt de Amerikaanse militaire doctrine dat niet alleen overweldigende vuurkracht, maar ook logistiek beslissend is in een oorlog. Veel wordt rechtstreeks vanuit de Verenigde Staten aangevoerd.
Zes maanden geleden was Arifjan weinig meer dan een stuk woestijn met enkele tenten. Er was geen stromend water en geen elektriciteit. Nu is het een industrieterrein en het zenuwcentrum van de transporttroepen.
Iedere munitiekist of doos met laarzen wordt hier met computersystemen gevolgd. Soldaten zitten achter rijen computerschermen in een grote zaal om te volgen over hoeveel brandstof, munitie en water iedere brigade nog beschikt. Hier worden de ritten gepland om de voorraden aan te vullen.
Iedere dag vertrekken pakketten naar bijvoorbeeld de derde infanteriedivisie, op dit moment in Bagdad. De divisie verstookt tussen de 2,3 en 2,8 miljoen liter dieselolie per dag. Ga maar na: de 70 ton zware Abrams-tank slurpt per uur 200 liter. De complete invasiemacht verstookt dagelijks 7 miljoen liter.
Voor de oorlog begon moest al een ruime voorraad brandstof naar Koeweit worden overgebracht. Vierendertig miljoen liter diesel is in grote tanks onder de grond opgeslagen. Achter de pantserdivisie rijden nu tankauto’s met een capaciteit van elk 19.000 liter heen en weer.
Voor deze oorlog is ervan afgezien om op regelmatige afstanden voorraadstations aan te leggen. In plaats daarvan rijden ploegen chauffeurs in estafette: na ongeveer veertien uur rijden ofwel een afstand van ongeveer 300 kilometer worden de opleggers op andere trekkers gezet en rijden de chauffeurs met lege opleggers terug.
De lange ritten betekenen voor de kilometerslange kolonnes ook een groter risico. Er is maar één kogel nodig om een tankwagen met 20.000 liter kerosine te laten exploderen en de bevoorrading op te houden. Het is het angstscenario van de militairen: „Een tankauto die over de weg kruipt, is voor een tegenstander moeilijk te missen.”