Het bittere lot van dienstmeisjes in de golf
DAMASCUS – Enkele dagen geleden vond er in de Sri Lankaanse hoofdstad Colombo een sinister ritueel plaats, dat zich iedere maand herhaalt. In de vroege ochtenduren landde er een vliegtuig, afkomstig uit Saudi-Arabië. Aan boord bevonden zich veertig doodskisten. Ze bevatten de lichamen van jonge vrouwen die als buitenlandse dienstmeisjes naar de golf waren geëmigreerd.
De vrouwen vertrokken ooit uit hun land: gedreven door de armoede en in de hoop in de Perzische Golf genoeg geld te verdienen om hun familie in het thuisland te ondersteunen.
Ze voegden zich in Saudi-Arabië in een leger van circa 1,5 miljoen huishoudelijke krachten, die in dienst zijn van rijke Saudische families. Vrijwel allen zijn afkomstig uit Nepal, Sri Lanka, Indonesië en de Filipijnen. Hun lot wordt beschreven in een rapport dat Human Rights Watch begin deze maand uitbracht onder de titel ”As if I am not human” (Alsof ik geen mens ben).
Het rapport schetst een onthutsend beeld van een donkere tunnel, waar deze jonge vrouwen veelal in terechtkomen. Lonen worden soms jaren niet uitbetaald. Veel buitenlandse dienstmeisjes werken tot achttien uur per dag, zeven dagen in de week. De vrouwen die hun situatie probeerden te ontvluchten werden door de ingeschakelde politie gevonden en teruggebracht naar hun werkgever. Human Rights Watch spreekt van onmenselijke dwangarbeid en zelfs regelrechte slavernij.
Jaarlijks slagen duizenden meisjes er evenwel in om naar de ambassades van hun thuislanden in Riyad te vluchten. Om hulp te zoeken bij een gerechtelijke procedure, om hun achterstallig loon op te eisen en hun paspoorten terug te krijgen, die hun werkgevers hebben afgepakt om hun controle over de meisjes compleet te maken. Vaak missen de ambassades echter eenvoudigweg de capaciteit en de financiële middelen om de meisjes te helpen.
Ten eerste moeten de meisjes gedurende de periode van het proces op kosten van de ambassade worden ondergebracht. Vervolgens duren deze processen meestal jarenlang en pakken ze dramatisch uit. Wanneer de meisjes hun voormalige werkgever aanklagen wegens mishandeling of verkrachting wordt dit door hem ontkend.
De werkgever tracht in vele gevallen de rollen om te draaien en zijn weggelopen hulp te beschuldigen. Diefstal, hekserij en onzedelijk gedrag blijken de favoriete aantijgingen. Op basis van deze ‘misdaden’ werden vele buitenlandse meisjes tot hun verbijstering tot zweepslagen en jarenlange celstraffen veroordeeld. In vrijwel geen enkel geval werd de werkgever veroordeeld.
De Filipijnen zijn er reeds toe overgegaan hun landgenoten te adviseren niet naar de golfstaten te gaan om daar werk te zoeken. De situatie van de laaggeschoolde, meestal uit Azië komende arbeidskrachten, is daar namelijk niet veel beter dan in Saudi-Arabië.
Human Rights Watch roept in haar rapport de regering van Saudi-Arabië op om werkgevers die zich schuldig maken aan verkrachtingen en mishandelingen te straffen. Bovendien zouden buitenlandse dienstmeisjes beschermd moeten worden. Waarschijnlijk verwacht de organisatie hier zelf echter weinig van, omdat ze tevens de buitenlandse ambassades oproept het lot van hun landgenoten beter in de gaten te houden. Gezien de aantallen is dat echter een schier onmogelijke taak.
Intussen zal de trek van miljoenen meestal arme Aziaten naar de golfstaten gewoon doorgaan. Aangetrokken door de fabelachtige rijkdom. En iedere maand zal er in Jakarta, Colombo en andere Aziatische steden in de vroege ochtenduren een vliegtuig landen. Met veertig, vijftig of zestig lijkkisten.