Binnenland

SARS wellicht topje ijsberg

De ruim 2000 gevallen van de longziekte SARS die momenteel wereldwijd zijn vastgesteld, vormen wellicht slechts het topje van een ijsberg. Het is mogelijk dat er veel meer geïnfecteerde personen zijn die nauwelijks ziek zijn of slechts lichte symptomen vertonen. Zij kunnen de ziekte echter wel verder verspreiden. In dat geval is de hoop dat de aandoening nog valt in te dammen, vervlogen.

Wetenschapsredactie
3 April 2003 10:03Gewijzigd op 14 November 2020 00:14

Daarop wijst prof. dr. A. Osterhaus, hoofd van de afdeling virologie van het Erasmus MC in Rotterdam. Het virologisch laboratorium waaraan Osterhaus leiding geeft, is een van de dertien laboratoria die door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) zijn aangewezen om onderzoek te doen naar de oorzaak van de longziekte SARS.

Het virus dat er het meest van verdacht wordt SARS te verwekken, is een coronavirus. Die naam is eraan gegeven omdat het virusoppervlak er onder een elektronenmicroscoop uitziet als een kroontje. Coronavirussen vormen volgens Osterhaus een bekende virusfamilie. Bij dieren als koeien, varkens, katten, kippen en muizen veroorzaken diverse typen coronavirussen een scala van problemen. Bij de mens zijn twee typen coronavirussen bekend. Ze kunnen verkoudheden veroorzaken.

Het bij SARS-patiënten ontdekte coronavirus is niet in te delen in de bestaande groepen. Osterhaus: „Het is een heel nieuw coronavirus. We weten niet waar het vandaan komt. Waarschijnlijk komt het uit de dierenwereld, maar dat is nog gissen. Het is een virus dat we niet eerder gezien hebben.”

Een ander virus dat bij ongeveer de helft van de SARS-patiënten is aangetroffen, is het humane metapneumovirus (hMPN). Deze ziekteverwekker kan volgens Osterhaus bij jonge kinderen, ouderen en mensen met een verzwakte weerstand ernstige luchtweginfecties veroorzaken. Bij gezonde volwassenen komt het ook voor, maar geeft het een minder ernstig ziektebeeld.

Het metapneumovirus behoort tot de familie van de paramyxovirussen. Tot deze familie behoren onder meer ook het bof- en mazelenvirus.

Het is volgens Osterhaus nog te vroeg om het coronavirus officieel als dé verwekker van SARS te bestempelen, al rust op het virus inmiddels wel een zware verdenking. „Er is verder onderzoek nodig. Je moet uitsluiten dat het gaat om een ziekteverwekker die mensen in een bepaalde populatie bij zich dragen maar die verder weinig met de ziekte te maken heeft. Dat kan onder meer door antistoffen tegen het virus aan te tonen. Ook moet uit dierproeven blijken dat met dit virus SARS is op te wekken, alleen of in combinatie met bijvoorbeeld het metapneumovirus. Dat weten we allemaal nog niet.”

SARS is minder besmettelijk dan griep, zegt Osterhaus. Voornamelijk familie- en gezinsleden van geïnfecteerde personen en medisch personeel raken besmet. „Dat wijst erop dat je toch vrij direct contact moet hebben met lichaamsvloeistoffen of met uitwerpselen. De ervaringen in Hongkong met de besmettingen in een appartementencomplex lijken erop te wijzen dat de route via de lucht mogelijk toch wat belangrijker is dan we dachten, maar de ervaringen elders wijzen daar niet op.

Ook de riolen krijgen momenteel aandacht. Mensen kunnen het coronavirus via hun ontlasting uitscheiden, waarschijnlijk nog geruime tijd nadat ze genezen zijn.”

Rond de verspreiding van SARS is een heel belangrijke vraag volgens Osterhaus nog niet beantwoord. „Het is zeer wel mogelijk dat de ruim 2200 patiënten die we nu hebben gevonden slechts het topje van de ijsberg vormen. We hebben bij hen SARS vastgesteld omdat ze ernstig ziek zijn geweest of zijn overleden. Er is een aanzienlijke kans dat er echter veel meer mensen een mildere vorm van de ziekte doormaken met weinig uitgesproken symptomen. Bij veel virusziekten is dat het geval.”

Een dergelijk scenario heeft volgens Osterhaus echter wel ernstige consequenties. Mensen die een milde vorm van SARS hebben, zijn weliswaar minder ziek, maar kunnen wel het virus verspreiden. „De verspreiding onttrekt zich dan volledig aan onze waarneming. Je moet er in dat geval rekening mee houden dat het virus aan een wereldwijde opmars is begonnen.

Het is vooralsnog onduidelijk of die milde vorm van SARS bestaat. Dat is de meest cruciale vraag van dit moment. Via grootschalig onderzoek bij niet-zieke familieleden van SARS-patiënten kun je dat uitzoeken”, aldus Osterhaus.

Daar komt volgens hem een enorm stuk organisatie bij kijken. „In Azië hebben ze nu hun handen vol aan de behandeling van de ernstig zieken. Ze hebben daarvoor momenteel nog onvoldoende tijd. Maar we hebben hen wel gewezen op het grote belang van onderzoek bij contactpersonen van SARS-patiënten.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer