Beperkte houdbaarheid van moderne kunst
Wat doe je met een rottende haai op sterk water? Hoe repareer je een installatie waarvan een stuk purschuim afbreekt? Restauratie en conservering van eigentijdse kunst vraagt om een eigentijdse aanpak.
Nederland vervult een sleutelrol als het om deze problematiek gaat. In het Koninklijk Instituut voor de Tropen in Amsterdam wordt van 9 tot en met 11 juni het symposium ”Contemporary Art: Who Cares?” gehouden. Deskundigen uit diverse landen bespreken dan de stand van zaken rondom het beheer en het behoud van moderne en hedendaagse kunst. Het symposium wordt georganiseerd door de Stichting Behoud Moderne Kunst (SBMK), Instituut Collectie Nederland (ICN) en de Universiteit van Amsterdam (UvA).
Lydia Beerkens, zelfstandig restaurator moderne en hedendaagse kunst, is als bestuurslid van SBMK betrokken bij de organisatie van het symposium.
„In 1997 is er een eerste symposium gehouden over de vraag hoe hedendaagse kunst het beste kan worden gerestaureerd en geconserveerd. In de jaren daarvoor was er voor musea een deltaplan van kracht geworden, waarbij geld beschikbaar kwam voor het behoud en dan met name de conservering van kunst. Het probleem was dat musea met eigentijdse kunst niet goed wisten te benoemen hoe zij hun collectie het beste konden beheren. Er waren geen richtlijnen en standaarden voor. Vaak werd er ad hoc gewerkt als er iets stuk ging aan een kunstwerk of men haalde de kunstenaar erbij.”
Op het symposium ”Modern Art: Who Cares?” van 1997 is de problematiek in kaart gebracht en is de basis gelegd voor een zelfstandig vakgebied en een eigen restauratieopleiding bij de Stichting Restauratie Atelier Limburg in Maastricht (SRAL). „De afgelopen tien jaar is er een enorme ontwikkeling op dit vakgebied geweest”, constateert Beerkens. „Veel musea hebben tegenwoordig deskundigen in huis die weten hoe je eigentijdse kunst het beste kunt restaureren en conserveren. En in 1999 is het International Network for the Conservation of Contemporary Art (Incca) opgericht, een kennisnetwerk van meer dan 250 professionals uit alle delen van de wereld.”
Hoe komt het dat Nederland een voortrekkersrol vervult als het gaat om de conservering van eigentijdse kunst?
„Dat is te danken aan het symposium uit 1997. Internationaal was het besef aanwezig dat er hoognodig iets gedaan moest worden om de moderne kunstwerken uit de vorige eeuw te behouden. De eerste tekenen van verval dienden zich aan en daar moesten oplossingen voor bedacht worden.
Door het symposium en de gelijknamige publicatie die daaruit voortvloeide zijn alle ogen op Nederland gericht. Ook buitenlandse opleidingen kijken naar ons: de Universiteit van Amsterdam verzorgt samen met de Stichting Restauratie Atelier Limburg in Maastricht de hoog aangeschreven opleiding tot restaurator moderne en hedendaagse kunst.”
Wat maakt de restauratie van moderne en eigentijdse kunst anders dan die van traditionele kunst?
„Het gebruik van nieuwe materialen, zoals purschuim, en andersoortige vormen van kunst, zoals videokunst en digitale kunst, zorgt voor nieuwe uitdagingen als het gaat om herstel en behoud. Bovendien is bij moderne kunst cruciaal wat de kunstenaar met zijn werk bedoelde, zeker als hij gebruikt materiaal verwerkt. Wilde hij bijvoorbeeld een goedlopende machine als onderdeel van zijn kunstwerk of juist een machine die stuk is? Antwoorden op deze vragen zijn beslissend voor de manier waarop moet worden ingegrepen. Het traject waarin het kunstwerk wordt beschreven, de conditie wordt vastgesteld en het maken van een herstelplan vergen doorgaans meer tijd dan de restauratie zelf.”
Hoe komt u aan de benodigde informatie?
„Het voordeel van eigentijdse kunst is dat in veel gevallen de kunstenaar zelf kan worden geraadpleegd. Het zogenoemde kunstenaarsinterview is dan ook een heel belangrijk onderdeel van het traject. De maker kan richtlijnen geven. Bijvoorbeeld of de honing in zijn werk steeds opnieuw moet worden vervangen. De uitdaging is het kunstwerk te doorgronden en de kunstenaar te leren kennen. Jonge kunstenaars vinden het meestal ook prettig wanneer zij bij de restauratie van hun werk worden betrokken.
Daarnaast is het belangrijk dat er meer onderzoek wordt gedaan naar de houdbaarheid van plastics, neonbuizen en dergelijke. We kunnen daarbij gebruikmaken van kennis die in andere vakgebieden aanwezig is. Archieven hebben bijvoorbeeld ervaring met het bewaren van digitale gegevens. Die kennis is ook toepasbaar op digitale vormen van kunst.”
Is het erg wanneer moderne kunst zichtbaar veroudert?
„Dat is een vraag die langzamerhand actueel aan het worden is. We zullen moeten definiëren wanneer een eigentijds kunstwerk historisch wordt. Het verouderingsproces mag zichtbaar zijn, maar hoe het ‘patina’ van moderne kunst er precies zou mogen uitzien, weten we nauwelijks. Soms is het vergaan van materiaal onderdeel van een kunstwerk. Misschien moeten musea meer rekening houden met de beperkte houdbaarheid van sommige kunstvormen. Denk bijvoorbeeld aan de haai op sterk water van Damien Hirst. Je kunt je ook afvragen of musea wel alles moeten willen bewaren.”
Heeft u een waardeoordeel over de kunstwerken die u restaureert? Het gaat soms om heel curieuze uitingen.
„Dat is niet aan mij. Ik krijg opdrachten van musea of andere instellingen om kunstwerken te restaureren. Ze komen dus meestal uit een bestaande collectie en dat zegt al iets over de betekenis ervan. Ik vind het heel interessant om me in een specifiek kunstwerk te verdiepen en uit te zoeken hoe het in de toekomst bewaard kan blijven. Eigenlijk is dat het mooiste wat er is. Je maakt steeds weer een nieuwe speurtocht.”