Buitenland

Armoede treft nu ook Afrikaners

De laatste jaren is het aantal arme Afrikaners sterk toegenomen. Ook de blanke gemeenschap in Zuid-Afrika kampt nu met problemen als ondervoeding, misdaad en prostitutie. „Niemand in dit land wil ons helpen”, klaagt een hulpverlener. De arme blanken zelf lijken minder ontevreden.

21 May 2010 20:29Gewijzigd op 14 November 2020 10:39
Foto Vidiphoto
Foto Vidiphoto

Jana Breytenbach uit Kaapstad moest een paar keer haar ogen uitwrijven toen ze in 1994 voor het eerst een zwarte man in een BMW zag rijden. „Ik dacht: Een zwarte man? In een BMW?” Breytenbach groeide op in een liberaal Afrikaner gezin, dat nooit veel van de apartheid moest hebben. „Ik had dus niets tegen een zwarte man in een BMW”, zegt de journaliste van de Afrikaner krant Die Burger. „Maar ik had het gewoonweg nog nooit gezien.”

Zwarte Zuid-Afrikanen in BMW’s en andere dure auto’s zijn inmiddels geen zeldzaamheid meer, hoewel nog altijd de meeste blanken in Zuid-Afrika rijk zijn en veel zwarten arm. Het aantal arme blanken groeit echter gestaag. Bij de verkeerslichten in Johannesburg en 
Pretoria staan nu ook Afrikaners te bedelen. Ze dragen bordjes om hun nek met daarop een vriendelijk verzoek om geld.

Volgens cijfers van de Afrikaner vakbond Solidariteit hebben ongeveer 130.000 blanke gezinnen in Zuid-Afrika niet de middelen om een huis te kopen of te huren. Het Zuid-Afrikaanse Institute for Race Relations becijferde het aantal arme blanken in 2007 op zeker 180.000, ruim 80 procent meer dan een decennium daarvoor. De situatie van de ”arm blankes” is daarmee een serieus probleem geworden.

Helemaal nieuw is het verschijnsel van blanke armoede niet. Ook voor de verkiezingen van 1994, waarna het ANC aan de macht kwam, waren er al Afrikaners die de eindjes moeilijk aan elkaar konden knopen. „In 1994 is de problematiek echter ontploft”, stelt Hans Janse van Rensburg, die met zijn christelijke organisatie Doulos steun verleent aan arme Afrikaners. Janse van Rensburg werkt al sinds 1986 onder arme blanken, dus hij spreekt met enig gezag.

Heel verwonderlijk is de stijging na 1994 niet. Tijdens het apartheidsregime werkten veel Afrikaners bij de overheid. Dat ging soms erg ver, erkennen ook Afrikaners. „Ook al was je elke dag dronken, je kreeg als blanke wel een baantje”, herinnert boekhandelaar David McNaughton uit Graaff-Reinet zich.

Die tijd was na 1994 definitief voorbij. Er kwam daarentegen een politiek van ”rechtstellende actie”, of ”Black Economic Empowerment”, die tot doel had meer zwarte Zuid-Afrikanen aan werk te helpen. Het idee was dat blanken jarenlang voorrang hadden gekregen bij het krijgen van banen en dat daarom het evenwicht hersteld moest worden. Wanneer dus een blanke en een zwarte naar dezelfde functie solliciteerden, kreeg de zwarte bij gelijke 
kwalificatie voortaan de baan.

De nieuwe wetgeving had tot gevolg dat meer blanken op straat kwamen te staan. Daar kwam in de laatste jaren de economische crisis nog bij. Dat de grootste concentratie arme blanken zich in en rond Pretoria bevindt, is goed verklaarbaar. Veel Afrikaners waren in de loop der jaren in Pretoria neergestreken voor werk in de zware industrie, zoals in de mijnen en de staalfabrieken. Juist in die sectoren zijn de laatste jaren veel banen verdwenen.

In de regio Tshwane, zoals de gemeente Pretoria tegenwoordig heet, bevinden zich niet minder dan 72 blanke plakkerskampen, ofwel sloppenwijkjes. Ze bestaan uit een verzameling caravans en optrekjes van golfplaten op het erf van een boer of op een braakliggend stuk grond. Vaak is er een gemeenschappelijk toiletgebouw. Het is eigenlijk een primitieve camping, maar dan voor vast.

Doulos wil de arme volksgenoten niet aan hun lot overloten. Rond het kantoorpandje van de stichting in Pretoria staan grote containers met gebruiksartikelen: kleren, voedsel, frisdranken. Vanuit het hele land komen er spullen binnen. De organisatie kan het goed gebruiken, maar wil haar werk nadrukkelijk niet beperken tot het uitdelen van producten.

„De armoede brengt allerlei sociale problematiek mee”, stelt directeur Janse van Rensburg, een rusteloze vijftiger wiens mobieltje zich geen moment stil lijkt te houden. „Vrouwen gaan in de prostitutie om wat bij te verdienen en hele gezinnen raken aan de drank. Daarom is het van groot belang ook te werken aan lange­termijnoplossingen.”

De stichting probeert er derhalve voor te zorgen dat de kinderen naar school kunnen en de ouders aan het werk. Janse van Rensburg probeert voor zijn ‘cliënten’ een baantje te regelen bij bedrijven, maar zijn stichting creëert ook zelf op bescheiden schaal werkgelegenheid. Rond het pand in Pretoria is het op een woensdagmiddag dan ook een vrolijke drukte.

Voor Doulos zijn inmiddels 3000 vrijwilligers over het hele land actief, van wie er 350 dagelijks in touw zijn. Toch zou Janse van Rensburg nog meer betrokkenheid van de Afrikaner gemeenschap willen zien. „Er is nog veel meer hulp nodig en te vaak doen Afrikaners alsof hun neus bloedt. En van de regering hoeven we al helemaal geen hulp te verwachten.”

Het feit dat de Zuid-Afrikaanse president Jacob Zuma al twee keer in een blank plakkerskamp op bezoek is geweest, doet aan de overtuiging van de gedreven Afrikaner klaarblijkelijk niets af.

Hoe somber Janse van Rensburg is, zo tevreden lijken de inwoners van een blank plakkerskamp bij een boerderij op zo’n 20 kilomter van Pretoria. „Het is goed wonen hier”, zegt de 65-jarige Jhanne Bril in haar golfplaten onderkomen. Het is nog vroeg in de ochtend, maar in het kampje lijkt iedereen al op. De een schoffelt tussen zijn bloemen, de ander is bezig met de sla en een derde met zijn honden. Tussen de ongeveer dertig onderkomens scharrelen enkele varkens, ganzen en kippen.

Bril zit in haar onderkomen op haar bed annex bank. Ze vertelt dat ze enige tijd bij haar zoon in New Castle (KwaZulu Natal) woonde, maar dat die op een gegeven moment een bejaardenhuis voor haar in gedachten had. Dan woont Bril liever in een plakkerskamp. „Tien jaar geleden ben ik hier voor het eerst gekomen, en negen maanden geleden ben ik teruggekeerd”, zegt ze tevreden.

De huur die ze aan de boer moet betalen voor haar verblijf op zijn land, 400 rand (40 euro), kan ze goed betalen van haar pensioen van 1000 rand (100 euro) per maand. De boer levert voor dat bedrag ook iedere dag een warme maaltijd.

Andere bewoners laten zich in soortgelijke bewoordingen uit. Willie van der Merwe (78), een karakteristieke verschijning met een lange baard, woont inmiddels negen jaar in het kamp. Hij noemt zijn woonplaats „baie lekker.” Ooit was hij ambachtsman en woonde hij in Vereeniging, onder Johannesburg. Na zijn pensioen kwam hij echter naar het plakkerskamp bij Pretoria. Hij heeft zijn stukje grond volgepoot met planten en boompjes en overnacht in een miniem klein hokje in de hoek. Van der Merwe wil voor het bezoek wel even zijn hek opendoen en de tuin laten zien. Of hij goed kan slapen in zo’n klein verblijf? „Prima”, zegt hij. „Geen probleem.”

Overbuurvrouw Cornelia Terblanche („Dat schrijf je anders dan Terre Blanche”, haast ze zich te zeggen, om associaties met de doodgeschoten rechts-extremistische Afrikanerleider te voorkomen), wil ook niet klagen over haar bestaan. Ze geeft echter wel aan dat er problemen zijn. „Onze huidskleur is verkeerd”, benadrukt ze in haar keurig opgeruimde onderkomen. „Daarom krijgen we geen hulp.” En ze ondervindt problemen met het vervoer. „Wij wonen hier op het platteland en hebben niet voldoende geld om regelmatig naar de stad te reizen voor werk of om voedsel te halen.”

De inwoners van de plakkerskampen hebben de neiging mooi weer te spelen, zegt een medewerkster van Doulos. „Soms zijn ze bang voor de boer. Ze zijn van hem afhankelijk en de boer wil uiteraard geen negatieve publiciteit.”

Ze kent voorbeelden van Afrikaner boeren die de ‘plakkers’ het vel over de neus halen en daarvoor nagenoeg niets leveren. De arme blanken hebben volgens haar echter weinig keus. De boer kan de toevoer van elektriciteit en water goed als pressiemiddel gebruiken om weer rust in de tent te krijgen.

De vrijwilligster noemt het voorbeeld van een boer die 
700 rand per maand vraagt voor een plek in een schuur zonder ramen. „Zelfs in Zuid-Afrika weten veel mensen niet half wat er allemaal aan de hand is”, geeft ze aan. „Dergelijk onrecht door mede-Afrikaners heeft echter op grote schaal plaats.”


Zwervers in Graaff-Reinet

Graaff-Reinet is op het eerste gezicht vooral een keurige plaats in de Oostkaap. Mooie witte huizen en een prachtige laat­negentiende-eeuwse kerk in Engelse stijl. Maar ook Graaff-Reinet kent zijn problemen. Op een bankje voor het gemeentehuis zitten Marius Green en de broers Jan en Chris Wienecke. Ze leven op straat.

Marius werkte naar eigen zeggen ooit op een boerderij, maar kwam op straat te staan toen zijn baas de onderneming verkocht. Jan en Chris woonden bij hun moeder, maar die is zeven maanden geleden overleden.

Het aantal arme Afrikaners neemt toe, zeggen de drie met overtuiging. „Het is voor ons als blanken moeilijk om aan werk te komen.” Ze zeggen overal naar werk te hebben gezocht, maar het nergens te kunnen vinden.

De burgemeester van het dorp, Daantjie Japhta, houdt het echter op onwilligheid van het drietal. „Ze zouden de gevangenis in moeten”, zegt hij in de raadzaal van het gemeentehuis…

Het drietal ontkent de bewering van de burgervader niet helemaal. Ze wijzen op de tuinmannen die het parkje voor het gemeentehuis aanharken. „Ze verdienen 30 rand (3 euro) per dag”, zegt Jan. „Daarvoor gaan wij niet aan de slag.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer