Kleintjes in EU vormen één front
Zeven kleinere lidstaten van de EU vormen een gezamenlijk front om te verhinderen dat de grote landen in de toekomst de dienst uitmaken binnen de Unie. Hun regeringsaanvoerders waren dinsdagavond voor een aparte top bijeen in Luxemburg.
Tot de aanwezigen behoorden de hoogste politieke vertegenwoordigers van België, Finland, Ierland, Nederland, Luxemburg, Oostenrijk en Portugal. Zij bogen zich over de plannen die leven binnen de conventie.
Dat is de 105 afgevaardigden tellende ’denktank’ die, met aan het hoofd de Franse oud-president Giscard d’Estaing, ideeën aanreikt voor een gemeenschappelijke grondwet. Als het ontwerp gereed is, moeten de regeringen in unanimiteit de definitieve beslissingen nemen over de daarin vast te leggen spelregels voor het verenigd Europa na de uitbreiding.
De zeven hebben de lijnen uitgezet voor een gebundeld optreden in de onderhandelingen. Zij zullen overleg voeren met de tien kandidaten die op 1 mei 2004 aansluiten om ook die voor hun standpunten te winnen.
Zij voelen niets voor het voorstel om iemand van buitenaf, bijvoorbeeld een voormalige premier, voor een langere periode te benoemen tot voorzitter van de EU, zoals bepleit door Frankrijk en Duitsland en in ieder geval gesteund door het Verenigd Koninkrijk en Spanje. Zij vinden dat de Europese Raad, de vergadering van de politieke leiders, dan te veel macht krijgt en de praktijk leert dat binnen dat orgaan de grote landen een dominante rol spelen.
De kleintjes geven traditioneel voorkeur aan juist een sterke positie voor de Europese Commissie, omdat zij van oordeel zijn dat bij die onafhankelijke instelling hun belangen het best zijn gewaarborgd. „De functie van de Commissie als motor van de Unie moet gehandhaafd worden”, benadrukte de Luxemburgse premier Juncker na afloop op een persconferentie.
De deelnemers aan het beraad, in de Duitse pers smalend aangeduid als de ”zeven dwergen”, willen wat het voorzitterschap betreft, ook als er straks 25 leden zijn, blijven bij het bestaande systeem. In die opzet rouleert deze taak onder de lidstaten, met elke zes maanden een wisseling van de wacht.
Premier Balkenende meent dat Gisard d’Estaing de oren te veel laat hangen naar de grote EU-partners. Volgens hem is het de bedoeling van de zeven om een signaal af te geven dat hij rekening dient te houden met „verschillende gevoelens.” „Het resultaat van de conventie moet gedragen worden door alle partijen en moet er niet een zijn waarin sommige zich herkennen en andere niet”, verklaarde de minister-president.
De meeste kleinere landen zijn verder weinig enthousiast voor het ontwikkelen van een eigen Europese legermacht. Zij vrezen dat een dergelijk project afbreuk doet aan de NAVO. „Een EU-defensie mag geen rivaal zijn voor de euro-atlantische alliantie”, zei de Portugese premier, Duaro Barroso.
België, Frankrijk en Duitsland organiseren eind april een onderlinge top over dit onderwerp. Minister van Buitenlandse Zaken De Hoop Scheffer merkte in Luxemburg hierover op: „België en Frankrijk zullen nooit onze veiligheid garanderen. Hetzelfde geldt voor Duitsland.” Hij hamerde in dit verband op het belang van de relatie met de Verenigde Staten.