Zwarte uniformen, rauwe kreten en harde blikken
Voor volk en vaderland, zo klinkt het luid in Hongarije. Waar hoorden we dat eerder? Zwarte uniformen, rauwe kreten en harde blikken in een Midden-Europees land.
Hongarije koos de afgelopen weken –in twee stemrondes– een nieuw parlement. De verkiezingen liepen uit op een grote overwinning voor Fidesz. Deze conservatieve partij wist, ten koste van de regerende socialisten, ruim tweederde van alle parlementszetels te bemachtigen.Minstens zo opvallend is de winst van de ”Beweging voor een Beter Hongarije” (Jobbik). Deze bruisende „conservatief-christelijke” partij wist vanuit het niets zo’n 17 procent van de stemmen binnen te halen. Portret van een omstreden politieke partij mét eigen –omstreden– paramilitaire ordetroepen: de ”Maygar Garda” (Hongaarse Garde).
Slavendrijver
Jobbik is zuinig op haar imago. Althans op het beeld dat zij zichzelf wil aanmeten. De Engelstalige partijwebsite van deze Hongaarse politieke partij probeert de bezoeker met man en macht te overtuigen van haar goede bedoelingen. Dat is blijkbaar nodig.
De buitenlandse pers krijgt er op de partijsite overigens flink van langs. Jobbikleden hebben zich maandag, een dag na de tweede ronde van de parlementsverkiezingen, verdiept in zo’n 200 commentaren in buitenlandse kranten op de Hongaarse verkiezingsuitslag.
Het resultaat valt tegen, zo is wel duidelijk. Menige buitenlandse commentator is gevallen voor een eenvoudig rekensommetje, is de lezing. „Centraal-Europeanen plus economische recessie leiden tot hatelijke extremisten en vervolging van minderheden.”
Het is tegen het zere been van de partij. De westerse journalisten krijgen een lesje Hongarijekunde: „Alsof een doorsnee Hongaar na het verlies van 2 cent onmiddellijk verandert in een ultranationalistische slavendrijver die op de terugweg naar huis, na een zigeuner in elkaar geslagen te hebben, even pauzeert om met een baksteen een raam van de synagoge in te gooien.”
Overdreven? Inderdaad. Het merendeel van de 855.436 Jobbikstemmers weet zich –nog– gebonden aan de Hongaarse wet. Toch valt niet te ontkennen dat de partij zo’n agressief beeld weet te creëren dat de gedachten automatisch dik zestig jaar terug in de tijd gaan.
Kruis
De politieke partij begon als studentenbeweging. Een groep rooms-katholieke en protestantse studenten richtte in 2002 de ”Rechtse Jeugd Vereniging” op. In oktober 2003 startten de studenten de politieke partij Jobbik. De partij kreeg de steun van groepen Hongaarse ultranationalisten die zichzelf zien als verdedigers van de Hongaarse nationaliteit.
Jobbik ziet zichzelf als een traditionele, christendemocratische partij. Om haar christelijke identiteit te onderstrepen, plantten aanhangers van partij in 2003, tijdens de kerstdagen, in heel het land kruizen. Hongarije is een christelijk land, zo wilden de patriotten ermee zeggen.
Nauw gelieerd aan de partij is de Magyar Garda. Deze paramilitaire club, die in 2007 is opgericht, escorteert partijleden, helpt bij de organisatie en beveiliging van partijbijeenkomsten van Jobbik en houdt omstreden demonstraties in (zigeuner)dorpen.
Niet zonder reden wordt het reilen en zeilen van de Hongaarse Garde met enige scepsis bekeken. Dat gebeurt overigens niet alleen door de internationale pers. Zo heeft bijvoorbeeld de voormalige Hongaarse minister-president Ferenc Gyurcsany de militante groep vergeleken met Adolf Hitlers bruinhemden.
Dit omstreden imago wordt versterkt door het logo dat zowel Jobbik als de Hongaarse Garde hanteert: het eeuwenoude wapen van het zogenaamde Huis van Arpad. Het rood en zilver uit het logo werd volgens critici ook gebruikt in de Tweede Wereldoorlog door met nazi’s sympathiserende Hongaren.
Verwijtbaar is het optreden van leden van de Garde tegenover minderheden. De groep wordt door velen in verband gebracht met de moord op verschillende zigeuners. Zo werd vorig jaar in het dorpje Tatarszentgyorgy het huis van een zigeunergezin in brand gestoken. De 27-jarige eigenaar van het huis probeerde aan de vlammen te ontkomen met zijn 5-jarige zoontje in zijn armen. Beiden werden vervolgens doodgeschoten door de brandstichters.
Ook Joden moeten het ontgelden. De ”Hongaarse Unie van Politieagenten Gereed voor Actie”, een groepering gerelateerd aan Jobbik, wist vorig jaar de kranten te halen met een omstreden zinsnede in een nieuwsbrief. „Gezien de situatie, is antisemitisme niet alleen het recht, maar ook de plicht van iedere vaderslandslievende Hongaar en moeten wij ons voorbereiden op een gewapende strijd tegen de Joden.” De verantwoordelijke voor de nieuwsbrief, Judit Szima, kandidaat voor Jobbik bij de Europese Verkiezingen in 2009, meende „dat er niets mis was met de inhoud.”
Openheid
Is het allemaal waar? Jobbik moet zich natuurlijk kunnen verdedigen. Een vertegenwoordiger van Jobbik is echter onmogelijk te spreken. Nou ja, onmogelijk, mits de journalist een omvangrijk formulier invult waar onder meer wordt beloofd geen zaken in het artikel te vermelden, zonder uitdrukkelijke toestemming van de politieke partij. Leve de vrije media.
Zolang openheid achterwege blijft, zal het imago van de partij er in het buitenland niet beter op worden. Een aanzienlijk deel van de Hongaren kan het weinig schelen. De grote problemen in het land vragen om een oplossing. Problemen maken egoïstisch. Volk en vaderland eerst, zo klinkt het verleidelijk.