„Begrip tonen moet wederzijds zijn”
Verbetering van het contact tussen mensen met een homofiele gerichtheid en de kerk begint met begrip. Van weerszijden.
Dat stelt ds. A. A. Egas, christelijk gereformeerd predikant in Middelharnis, voorafgaand aan de studiedag die RefoAnders houdt „voor iedereen die zich in de gemeente met pastoraat bezighoudt.”„Hebben we als kerk wel echt wat te vertellen aan onze (jonge) homoseksuele gemeenteleden?” vraagt de organisatie zich in de uitnodiging af. „Ik schrik ervan dat volgens een onderzoek slechts 15 procent van de homofielen zich met zijn vragen tot het pastoraat wendt”, zegt ds. Egas. „Dat houdt ons als kerken een spiegel voor: Staan we ervoor open?”
De predikant zegt vaak echter de wederkerigheid te missen. „Terecht vragen deze mensen om een luisterend oor. Bij henzelf zou er echter begrip voor moeten zijn dat een homofiele gerichtheid voor heteroseksuelen moeilijk te begrijpen is en innerlijke weerstand ontmoet. Paulus zegt dat homoseksualiteit tegen de natuur is. Ook in het pastoraat ervaar je daardoor een bepaalde afstand die je niet voelt in de begeleiding van bijvoorbeeld mensen die een dierbare hebben verloren. Die vervreemding durven we vaak niet zo te benoemen, maar ze is ingeschapen.
Dat maakt het voor homoseksuelen soms moeilijk om een plaats in de gemeente te vinden. Laten we dat in het gesprek open benoemen; dan wordt er niet zo snel een beschuldigende vinger naar de kerk gestoken. Begrip tonen moet wederzijds zijn.”
De kerk moet heel zorgvuldig handelen richting homofiele gemeenteleden, zegt dr. R. Seldenrijk, auteur van het boek ”Als je je anders voelt”. „Mensen met een homofiele gerichtheid kunnen sterke vriendschappen met iemand van hetzelfde geslacht onderhouden en toch heel zuiver leven. Zulke relaties worden binnen de kerk nogal eens veroordeeld. Ten onrechte.”
Zowel ds. Egas als dr. Seldenrijk waardeert het werk van RefoAnders als platform voor betrokkenen en als spreekbuis naar buiten toe. „RefoAnders heeft eraan bijgedragen dat de problematiek bespreekbaar is geworden”, zegt Seldenrijk. „Ze legt goede accenten, bijvoorbeeld in de kwestie rond de leerkracht uit Emst. Dat voorkomt dat, zoals vroeger, COC-uitspraken worden opgevat als geldend voor alle homoseksuelen.”
Ds. Egas is wel wat bezorgd. „Als ik lees dat RefoAnders een voorzitter uit gereformeerd vrijgemaakte kring aantrekt en met de HGJB samenwerkt, denk ik: Welke kant willen jullie op? Vervreemden jullie je niet van de rechterflank van de reformatorische gezindte?”
Seldenrijk waardeert de kleinschaligheid van de huiskamerbijeenkomsten van RefoAnders. „Ontmoeting bevorderen is goed, zolang men grote zorgvuldigheid en voorzichtigheid in acht neemt in het contact met het geslacht dat aantrekt. Net zoals dat voor heteroseksuele mensen geldt”, meent Seldenrijk. Ds. Egas zegt kritischer te zijn: „Deelnemers kunnen, net als in een vereniging voor weduwen en weduwnaren, hun gevoel niet uitschakelen. Dat is het lastige bij lotgenotencontact in deze context.”
Dit contact moet niet de plaats van het pastoraat innemen, maar er juist naar verwijzen, stelt Seldenrijk. „Het pastoraat heeft een eigen karakter en moet ook niet blijven steken in de emotionele of psychische aspecten. Naast luisteren –dat doe je nooit te veel– moet een ambtsdrager doorspreken over iemands verhouding tot God en Zijn heilzame normen.”
Begrip en betrokkenheid tonen mag ook van andere gemeenteleden worden gevraagd, vindt ds. Egas. „Als één lid lijdt, lijden alle leden, als het goed is.”