Economie

De heilige koe van de republiek

Zoals de kathedraal van Chartres al van ver boven de korenvelden uitsteekt, trots en fier, zo beschouwt Frankrijk zijn culturele erfgoed. Kosten noch moeiten worden gespaard om de cultuur hoog te houden. De Franse cultuurkathedraal wankelt echter, vrezen critici.

14 April 2010 10:12Gewijzigd op 14 November 2020 10:19
Heilige koeien voor een showroom in Tokyo. Foto EPA
Heilige koeien voor een showroom in Tokyo. Foto EPA

Zoals de kathedraal van Chartres al van ver boven de korenvelden uitsteekt, trots en fier, zo beschouwt Frankrijk zijn culturele erfgoed. Kosten noch moeiten worden gespaard om de cultuur hoog te houden. De Franse cultuurkathedraal wankelt echter, vrezen critici.

Kunstenaars kijken vaak watertandend naar de brede subsidiestromen die door het Franse culturele landschap bruisen. Elke plaats van enige omvang heeft geregeld exposities. Tot in het kleinste dorp treden kamerkoren op in de verder vaak lege kerkgebouwen. De plaatselijke bakker hoeft er niet aan te pas te komen om het concert mede mogelijk te maken.

Het lijkt niet op te kunnen. Het budget van het ministerie van Cultuur en Communicatie is sinds 1980 verzevenvoudigd, van een goede 400 miljoen tot meer dan 2,8 miljard euro in 2008. Het bedrag dat Frankrijk besteedt aan culturele uitingen komt neer op 1,5 procent van het bruto nationaal product. Ter vergelijking: in Duitsland gaat er 0,7 procent naar cultuur en in de Verenigde Staten niet meer dan 0,3 procent. In 2007 werkten er in Frankrijk bijna 31.000 ambtenaren op het ministerie van Cultuur en daaraan gelieerde instellingen, tegen ruim 23.000 in 2001.

De getallen in de jaarlijkse rapportages van het Franse ministerie van Cultuur zijn indrukwekkend: tienduizenden boeken verkocht, zoveel miljoen bezoekers aan musea. Het aantal verkochte violen (sterke stijging sinds 2002), orgels (sterke vermindering), kranten, videoproducties – er is weinig dat het ministerie niet in kaart heeft gebracht en heeft afgezet tegen eerdere jaren. Alle getallen lijken maar tot één conclusie te leiden: cultuur heeft prioriteit in de republiek. Er lijkt geen vuiltje aan de lucht.

Eiken

Natuurlijk weet iedereen dat niet iedere Fransman zijn vrije tijd het liefst doorbrengt met lezen en het bezoeken van vioolconcerten in de dorpskerk. Ongeveer 58 procent van de Fransen blijkt in 2005 ten minste één boek te hebben gelezen, wat dus betekent dat 42 procent geen boek heeft aangeraakt. Niet meer dan 15 procent leest één boek per maand of meer. Het is een nuancering die niet wegneemt dat cultuur in Frankrijk op een voetstuk staat. Kunstenaars en schrijvers worden er op handen gedragen.

Maar hoe zit het met de invloed van de Franse cultuur in het buitenland? Daar zit het probleem, stelt de Amerikaanse journalist Donald Morrison. Naar zijn mening is de tijd dat Franse auteurs als Molière, Hugo, Proust en Camus ook in het buitenland de toon aangaven, voorbij. En de kunstwereld floreert beter in steden als New York en Londen dan in Parijs.

In november 2007 schreef Morrison een artikel over zijn bevindingen in Time Magazine. ”De dood van de Franse cultuur”, kopte het tijdschrift met grote letters op de cover. Daaronder stond: „Noem snel een naam van een nog levende schrijver of artiest uit Frankrijk die van wereldwijde betekenis is. Juist.” Fransen hebben een traditie van zelfonderzoek en zelfbeklag, maar deze ‘aanval’ van een buitenstaander kwam hard aan. De Franse culturele wereld trilde op zijn grondvesten van woede.

„Niemand neemt cultuur serieuzer dan de Fransen”, had Morrison geschreven. Maar, „er is één probleem. Al die machtige eiken die worden geveld in het Franse culturele bos, hebben nauwelijks impact in de wijdere wereld.”

Morrison constateerde dat slechts een handvol hedendaagse Franse romans in het Engels werd vertaald, terwijl andersom ongeveer 30 procent van alle in Frankrijk verkochte fictie oorspronkelijk in het Engels geschreven was.

Ook in de kunstwereld stond Frankrijk op achterstand, aldus Morrison. In ieder geval in commercieel opzicht had de kern daarvan zich verplaatst naar New York en Londen. De veilinghuizen in Frankrijk zouden nog maar 8 procent van de internationale verkoop van moderne kunst voor hun rekening nemen, tegen respectievelijk 50 procent en 30 procent in de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk. Op andere gebieden van kunst en cultuur zag Morrison hetzelfde patroon.

Of er niets meer goed ging? Aan het einde van zijn artikel diende Morrison een schrale troost op door drie terreinen te noemen waarop Frankrijk volgens hem nog wel wereldwijd toonaangevend was: de mode, de Franse keuken en de wijn. Om die kwaliteiten onder cultuur te laten vallen, moest echter wel de definitie wat worden opgerekt, merkte hij fijntjes op.

Amerikaan

De publicatie van Morrison sloeg in Frankrijk in als een bom. Alle Franse media buitelden commentariërend over de Amerikaanse journalist heen. De minister van Cultuur reageerde hoogstpersoonlijk. Franse cultuurminnaars kwamen verontrust samen om over het vermeende einde van hun culturele invloed na te denken.

„De Franse media begonnen de sirenes te laten loeien alsof ieder zich moest voorbereiden op een luchtaanval”, blikt Morrison terug in zijn recente publicatie ”Wat is er nog over van de Franse cultuur?” In het boek, dat in het Frans is uitgegeven, geeft hij een kort overzicht van de vele reacties. Morrison schrijft „verbijsterd” te zijn.

Franse kranten en overheidsinstellingen putten zich uit om hem van repliek te dienen. Culturesfrance, de Franse gouvernementele instelling die verantwoordelijk is voor internationale culturele uitwisseling, stelde een lijst van 200 Franse kunstenaars op die ook buiten Frankrijk belangstelling genoten. De Franse krant Le Figaro liet zijn Amerikaanse correspondent een reportage schrijven over de vitaliteit van de Franse cultuur in de Nieuwe Wereld.

Verschillende commentatoren legden er de vinger bij dat cultuur niet aan verkoopcijfers afgemeten kan worden. Het bewijst zich in de tijd, doceerde de Franse schrijver en oud-minister van Cultuur Maurice Druon in Le Figaro. „Onontwikkeld Amerika, zou ik willen uitroepen. Maar nee. De Verenigde Staten hebben menig onderzoeker, geleerde, schilder en uitvinder van zeer hoog niveau. Alleen schrijven die niet in Time.”

Morrison heeft van de reacties geleerd, schrijft hij: „Hoe naïef heb ik kunnen zijn! Wat een gebrek aan inzicht! In één woord: Wat ben ik een Amerikaan geweest! (…) Bekritiseer de arbeidsethiek, het rookgedrag, het fiscale stelsel, geen probleem. Maar, wie je ook bent, schrijf geen enkel negatief woord over de cultuur in Frankrijk.”

Blikveld

Zijn centrale stelling doet Morrison echter ook in zijn boek geen geweld aan, hoewel hij die genuanceerder uitwerkt. Hij maakt omstandig duidelijk dat hij een bewonderaar is van de Franse cultuur, maar „zorgen” heeft. Volgens hem heeft de tanende invloed te maken met de taalbarrière die het Frans oproept. Frans komt als wereldtaal pas op de twaalfde plaats. Leerlingen op scholen in de VS en Europa kiezen steeds minder het Frans als tweede taal, ten gunste van talen als Spaans. In China, een belangrijke groeimarkt, bieden bovendien niet meer dan 33 op de 15.000 scholen Frans aan. Frankrijk doet er volgens Morrison goed aan te erkennen dat Engels de wereldtaal is geworden.

Daarnaast wijst hij op het Franse onderwijssysteem. Onderwijs en cultuur sluiten volgens hem nauwelijks op elkaar aan. Goed onderwijs in vakken als kunstgeschiedenis, muziek en literatuur zou tot creatievere culturele producties kunnen leiden.

Het grootste probleem noemt Morrison echter de staat zelf. De publieke instellingen hebben bijna een monopoliepositie in de kunstwereld die weinig vruchtbaar is. Morrison wijst op het gevaar dat de vele subsidies leiden tot middelmatigheid. De protectie van het eigen Franse werk kan bovendien tot vernauwing van het blikveld leiden.

De Amerikaanse journalist denkt dat de Franse cultuur te redden is, maar voorziet dat de kuur „pijnlijk” zal zijn. Het schoolsysteem moet hervormd worden en de afhankelijkheidsrelatie tussen ministerie en kunstenaars kritisch doorgelicht.

Buiten Frankrijk is er verschillend gereageerd op Morrisons betoog. Lang niet iedereen is ervan overtuigd dat de Franse cultuur zo navelstaarderig is als Morrison doet voorkomen. Bovendien ging de Nobelprijs voor literatuur vorig jaar naar een Franse auteur, J. M. G. le Clézio. En is het op zich al geen teken aan de wand dat Frankrijk zo geprikkeld reageerde op het artikel van Morrison? Dat bewijst alleen maar dat de cultuur in Frankrijk springlevend is.

Het zal overigens wel erg veel van de Franse trots vergen om de adviezen van een Amerikaan op te volgen. Een Franse kathedraal ligt niet zomaar ondersteboven.

Mede n.a.v. ”Que reste-t-il de la culture française?” en ”Le souci de la grandeur”, door Donald Morrison en Antoine Compagnon; uitg. Denoël, Parijs, 2008; ISBN 978 2 20726044 9; 205 blz.; € 13,00.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer