De opkomst van extreem rechts is een ramp voor de nog regerende socialisten: zij hoopten op sympathie omdat premier Gordon Bajnai tijdens de economische crisis Hongarijes bankroet voorkwam. Sinds april vorig jaar wist hij in het buitenland zo’n 20 miljard euro aan steun voor Hongarije los te weken en voerde hij veel noodzakelijke bezuinigingen door.Bajnai –een partijloze zakenman en econoom– wil dat een opvolger zijn beleid overneemt, maar vreest het ergste. Hij en andere politici zijn vooral bezorgd over Jobbik. Leiders van deze partij staan bekend om hun antisemitische uitspraken en verbaal geweld tegen de ongeveer 800.000 zigeuners in Hongarije.

Ook over de meer gematigde Fideszpartij heerst internationale bezorgdheid. De 46-jarige Fideszleider en mogelijk nieuwe premier Viktor Orban heeft gezegd dat als hij aan de macht komt, buitenlanders „nooit landbouwgrond mogen bezitten.” Dat leverde hem luid gejuich van boeren op.

Volgens afspraken met de Europese Unie zou dat vanaf 2011 wel mogen. „Maar de toekomst van Hongaars land hangt niet af van beslissingen in Brussel”, aldus Orban tijdens een campagnebijeenkomst.

Hongarije is een parlementaire democratie met de premier als hoofd van de regering. De president heeft vooral een ceremoniële functie. Het parlement telt totaal 386 zetels. Op 25 april is er nog een tweede verkiezingsronde.