Bagdad wordt nu pas zenuwachtig
Maandenlang dreigt al oorlog en maandenlang deed Bagdad alsof er niets aan de hand was. Pas nu laat de stad zijn nonchalante air vallen en wordt de dreiging van een Amerikaanse aanval voelbaar.
Overal worden zandzakken opgeworpen. Iedere buurt vormt op last van de overheid een militie. De bevolking hamstert voedsel, water en brandstof. De dinar daalt, de prijzen stijgen - met name de prijzen van flessen water en voedsel in blik. Mensen halen hun kelder leeg om er dekking te kunnen zoeken als straks de bommen vallen.
Hoe het komt dat de inwoners van Bagdad opeens het veelbesproken Arabische fatalisme hebben laten varen, weet niemand. Is het de finale die het diplomatieke steekspel rondom Irak lijkt te hebben bereikt? Of zijn het, concreter, de ambassades die de deuren sluiten? De Verenigde Naties die personeel terugtrekken?
Hele families vertrekken uit de Oostblok-achtige flats van Bagdad. Ze laden vrachtwagens vol met koffers en verhuisdozen en vertrekken. Het gerucht doet de ronde dat de overheid niemand uit de stad laat vertrekken, maar dat lijkt uit de lucht gegrepen: het verkeer in en uit de stad is volledig normaal, routinematige controles bij wegversperringen incluis.
Alleen de rijken kunnen naar het buitenland. De meeste inwoners van Bagdad moeten de bombardementen op zich af laten komen. Taxichauffeur Muwafaq Fadil, 54, herinnert zich de vorige oorlog. Zes weken lang bestookten de geallieerden Bagdad met bommen. Zijn zoon Simon, toen vier, kroop iedere nacht uit angst onder de sofa. Dochter Mariam, twee jaar ouder, viel herhaaldelijk flauw. „Mijn vrouw en ik baden de hele nacht. Ik kon pas slapen als het licht werd. Pas dan voelde ik me veilig.”
De gemeenschap van expats in Bagdad wordt steeds kleiner. Hetzelfde geldt voor het toch al beperkte nachtleven. Het ene na het andere restaurant sluit de deuren. Clubs en discotheken zijn verboden sinds een presidentieel decreet van begin jaren ’90.