Vervreemden en afscheid nemen
Het verschijnsel kerkverlating wordt over het algemeen in reformatorische kringen niet als een van de meest nijpende probleem ervaren. En dat valt goed te verklaren. De meeste kerken van orthodoxe snit kunnen hun ledental redelijk handhaven. Sommige denominaties melden zelfs nog een zekere groei.
Toch is er sprake van een gestage uitstroom. Dat lijkt tegenstrijdig maar dat is het bij nadere beschouwing niet. Het gemiddelde kindertal is met name in bevindelijk gereformeerde kringen hoger dan nodig is om op peil te blijven. Je kunt het ook simpeler zeggen: Er worden zo veel kinderen geboren dat de kerken in dit segment nog al wat (doop)leden kunnen kwijtraken, wil er sprake zijn van krimp.Onder de kerkverlaters zijn de doopleden in de meerderheid, zo valt op te maken uit een handjevol cijfers. Hoe groot de totale groep is, is moeilijk te zeggen maar jaarlijks zullen het er algauw enkele duizenden zijn.
Tegen kerkverlating kun je op verschillende manieren aankijken. Je zou kunnen zeggen dat het een onvermijdelijk verschijnsel is. De boodschap van het Evangelie is de een een reuke des levens ten leven en de ander een reuke des doods ten dode. Anders gezegd: je doet er weinig aan, het is van alle tijden en het hoort er nu eenmaal bij. Het is een nogal fatalistische benadering die niet de mijne is, maar die ik toch wel ben tegengekomen.
Een andere benadering is dat iedere kerkverlater er een te veel is. Kerken die hun missie serieus nemen, kunnen moeilijk met droge ogen de gestage stroom van kerkverlaters gadeslaan. Ook niet als er binnen de eigen gelederen per saldo sprake is van groei.
Maar ook vanuit een meer zakelijke benadering is er een dwingende reden om kerkverlating ernstig te nemen. Ik had het zojuist al over het gemiddelde kindertal. We weten allemaal dat dat gemiddelde in reformatorische kringen daalt. Daarvoor hoef je niet bij het Centraal Bureau voor de Statistiek te werken. Uit alles blijkt dat onze gezindte de algemene trend volgt, al gebeurt het allemaal wat later.
Dat betekent dat er bij een gelijk percentage aan kerkverlaters bij alle denominaties krimp gaat optreden. Dat kun je op de achterkant van een sigarendoosje uitrekenen. Die krimp doet zich bij sommige kerken al voor. Het is een trend waaraan –menselijkerwijs gesproken– geen enkele kerk zal ontkomen. Ik laat dan nog maar buiten beschouwing dat het moderne levensgevoel zo snel oprukt, dat de kerkverlating daardoor de komende decennia enorm dreigt te worden aangejaagd.
Een en ander bedacht ik naar aan leiding van het boek ”Dorsvloer vol confetti” van Franca Treur. Over dat boek is al veel gezegd en geschreven. Daar heb ik op zich niet zo veel aan toe te voegen. Het is zeker knap geschreven, het confronteert, het is herkenbaar en het is in ieder geval respectvol. Verder neemt het boek de lezer mee naar een wereld die, anders dan bij Maarten ’t Hart, niet ernstig door de schrijver is misvormd en die ook niet het buitenissige heeft van het milieu waarover Jan Siebelink schrijft. De schrijfster mag dan met de kerk hebben gebroken, ze doet niet neerbuigend over de kringen waarin ze opgroeide, laat staan dat ze honend of sarcastisch is.
Van het boek is ook gezegd dat het blijk geeft van vervreemding. En ook dat is waar. Nu is vervreemding zonder twijfel het voorstadium van kerkverlating. Je groeit er eerst vandaan en dan komt het moment dat je breekt. Dat is bij Franca Treur precies zo gegaan.
Wie wil weten hoe zo’n proces van vervreemding ontstaat, komt in dit boek volop aan zijn trekken. Wat je als lezer vervolgens met dat inzicht doet, is een tweede. Maar als je niet weet waarover je het hebt, is iedere bespiegeling daarover bij voorbaat vruchteloos.
Wat dat aangaat biedt het boek meer dan voldoende zicht op dit verschijnsel. De schrijfster registreert pijnlijk nauwkeurig en met veel gevoel voor relevante details. Wat bij mij bijvoorbeeld bleef hangen, was de beschrijving van het huisbezoek. De spanning is tastbaar, de gezinsleden zetten zich schrap voor het ‘verhoor’ en het gesprek dat zich ontwikkelt, is ongemakkelijk. Het is zeker geen ontmoeting waarnaar reikhalzend wordt uitgezien. Die situatie zal zeker niet model staan voor alle huisbezoeken, maar bij menigeen zal er een vorm van herkenning zijn.
Zo is er meer in dit boek dat me tot nadenken stemde. Kerkverlaters die over hun jeugd schrijven, doen dat meestal op weinig sympathieke wijze. Hier is een document dat een redelijk onbevangen en leerzame terugblik bevat.
Iets heel anders maar ook veelzeggend is, dat het boek zo veel aftrek vindt. Wat boeit literatuurlezers van 2010 in een beschrijving van het bevindelijk gereformeerde leven in Meliskerke? De wijze waarop het is geschreven. Dat zal zeker waar zijn. Maar zou het boek ook zo goed lopen als het zou gaan over een seculier gezin in Oost-Groningen? Daar geloof ik niets van. Misschien zitten er onder die lezers wel heel veel kerkverlaters die net als de schrijfster maar moeilijk kunnen loskomen van de wereld van hun jeugd en dat zelfs niet eens willen. Het lijkt me een reden temeer om mensen, al zijn ze uitgeschreven, nooit af te schrijven.