Binnenland

Juwelier Urk: Ik dacht dat ik de kogel zou krijgen

Hij verdedigde zich ferm tegen vier gemaskerde overvallers die zijn juwelierszaak in Urk in november vorig jaar op klaarlichte dag wilden overvallen. Andries Kaptijn (61): „Toen ik bij de deur lag en hun benen boven me zag, dacht ik echt dat ik de kogel zou krijgen.”

10 February 2010 10:13Gewijzigd op 14 November 2020 09:50
URK – De 61-jarige juwelier Andries Kaptijn uit Urk werd in november vorig jaar overvallen in zijn winkel. Hij verzette zich tegen zijn vier belagers. Hij kreeg zware klappen met een koevoet en zag de dood in de ogen. „Ik heb gezien dat het ineens afgelop
URK – De 61-jarige juwelier Andries Kaptijn uit Urk werd in november vorig jaar overvallen in zijn winkel. Hij verzette zich tegen zijn vier belagers. Hij kreeg zware klappen met een koevoet en zag de dood in de ogen. „Ik heb gezien dat het ineens afgelop

Het kost Kaptijn nog steeds zichtbaar moeite om zijn verhaal te doen. Soms kijkt hij even weg, houdt een poosje stil en gaat dan weer verder. Een bedaarde en rustige man die door veel Urkers als een held wordt gezien.De juwelier heeft het niet zo op die heldenstatus. Temeer omdat hij zich zelf nauwelijks meer herinnert hoe hij zich verzette tegen de overvallers. „Mijn vrouw zegt dat op het moment van de overval bij mij vijf jaar frustratie naar boven kwam.”

Die frustratie is mogelijk ontstaan in 2004. Bandieten voeren een ramkraak uit op zijn winkel. Ze nemen voor een half miljoen euro sieraden mee. Kaptijn zit aan de grond. „Ik had een mooie verzameling opgebouwd. Als er een klant de winkel in kwam, was ik bang dat ik hem of haar teleur moest stellen, omdat een groot deel van de collectie weg was. Ik kon mijn draai niet meer vinden.”

De oudste zoon en dochter nemen de zaak over en bouwen de boel weer op tot een bloeiend bedrijf. Kaptijn senior is dagelijks in de winkel te vinden. Hij begint er weer lol in te krijgen.

Tot woensdag 18 november vorig jaar. Getuigen zien die ochtend in de buurt van de juwelierszaak vier jonge, waarschijnlijk Marokkaanse, mannen lopen. Ze slaan geen alarm, omdat ze ervan uitgaan dat het mannen zijn die als arbeiders aan de slag gaan.

Kaptijn zit net na openingstijd van de winkel in het kantoortje boven de post door te nemen. Medewerkster Geertje hoort de deurbel. Ze draait zich om en ziet drie gemaskerde figuren binnenkomen. De vierde heeft geen bivakmuts op.

Geertje denkt aan een grapje, maar wordt al snel uit de droom geholpen. „Ga liggen”, schreeuwen de overvallers tegen haar. Ze gehoorzaamt onmiddellijk en gaat achter de toonbank liggen.

Kaptijn hoort wat er onder hem gebeurt en stormt naar beneden. „Halverwege de trap sleurde een van die gasten me naar beneden. Ik ben op de een of andere manier over Geertje heen getuimeld. Het fijne weet ik er niet meer van, want ik ben ook een poosje buiten westen geweest.”

Een van de overvallers bewaakt Geertje, de andere drie richten hun geweld op Kaptijn. Op de beelden van bewakingscamera’s is te zien hoe de ondernemer overeind komt en zijn belagers opnieuw te lijf wil gaan. Ze slaan hem opnieuw tegen de grond. Een van hen heeft een grote bijl vast en probeert tevergeefs de vitrinekasten kapot te slaan. Kaptijn moet zijn verzet bekopen met diepe wonden in zijn rug door een koevoet waarmee een van de criminelen hem slaat.

„De slagen heb ik niet eens gevoeld. Ik weet nog dat ik weer bij mijn positieven kwam. Ik lag bij de deur en zag hun benen boven me. Hoewel ik niet heb gezien of ze een pistool bij zich hadden, dacht ik echt dat ik de kogel zou krijgen. Na die tijd heb ik heel duidelijk ervaren dat de Heere tussen mij en de overvallers is gaan staan.”

Als het de criminelen niet lukt de vitrines kapot te slaan, gaan ze ervandoor zonder buit. Geertje heeft intussen –doordat alle vier boeven zich op Kaptijn richten– kans gezien te ontsnappen via een tussendeur naar de hoedenwinkel naast de juwelier. Ze slaat alarm.

Kaptijn strompelt bloedend naar de toonbank. Een klant die net de winkel in komt, schrikt enorm als ze de gewonde juwelier ziet. Zij schakelt direct de hulpdiensten in.

Een ambulance brengt de gewonde Kaptijn naar het ziekenhuis in Sneek. De Urker heeft vooral last van zijn opengereten rug en gebroken pink. „Een paar dagen lang was ik niet echt op de wereld. In twee dagen kreeg ik honderden kaarten, veel uit het dorp, maar ook uit andere delen van het land. Dat heeft me enorm goed gedaan.”

Na ruim een week rust wil Kaptijn graag weer aan het werk. „De eerste keer dat ik weer naar de winkel ging, durfde ik niet naar binnen. Ik ben eerst een paar blokjes om gereden. Ik gedroeg me schichtig, terwijl dat nooit mijn gewoonte was geweest.”

De gedachten vermenigvuldigen zich kort na de overval niet alleen overdag; ook ’s nachts beleeft de juwelier moeilijke momenten. „Dat was erg zwaar. Gelukkig gaat het nu iets beter, mede dankzij de deskundige begeleiding die ik krijg. De scherpe kantjes van het trauma zijn er een beetje af.”

Kaptijn wil het bijltje er nog niet bij neergooien. „Zo lang mijn kinderen me nog in de zaak kunnen gebruiken, wil ik ze graag helpen. Bang ben ik dat mijn kinderen in de toekomst nog vaker met zulke overvallen te maken zullen krijgen.”

„Geschrokken” is de Urker dat je als winkelier min of meer vogelvrij bent. „Ik heb gezien dat het ineens afgelopen kan zijn. Dat flitste ook door me heen toen ik dacht de kogel te zullen krijgen. Pas na die tijd besefte ik dat het op dat moment eeuwigheid voor me had kunnen worden. De Heere gaf me nog tijd.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer