Mijnbouw in Congo verplicht tot voedselteelt
Zestien buitenlandse mijnbouwbedrijven in Congo mogen hun producten niet meer exporteren, omdat zij weigeren voedsel te verbouwen voor hun werknemers.
Het exportverbod treft onder meer tien Chinese, twee Amerikaanse en twee Belgische bedrijven. Onderdeel van de contracten die de Congolese overheid met de bedrijven had gesloten, was dat zij voedsel zouden verbouwen voor hun werknemers.Elk bedrijf moet van de regering 500 hectare mais of maniok verbouwen. De lokale regering van de provincie Katanga wil op die manier de voedselproductie stimuleren. Op dit moment importeert Congo nog grote hoeveelheden voedsel.
De deadline voor bedrijven om een begin te maken met het ontginnen van de landbouwgrond is enkele malen verzet om de bedrijven gelegenheid te geven alsnog te beginnen. Op 1 februari was voor de provinciale overheid de maat echter vol.
„Mijnbouwbedrijven in Katanga maken veel winst. Nu voeren wij de druk op, zodat zij ook iets terugdoen voor de lokale bevolking”, verklaarde woordvoerder François Kashinda van de lokale regering van de grondstofrijke provincie Katanga in het uiterste zuiden van het immens grote Afrikaanse land.
Volgens Kashinda werpt de harde maatregel nu al vruchten af. „Wanneer bedrijven kunnen bewijzen dat ze alsnog beginnen met het verbouwen van voedsel, worden hun producten vrij gegeven voor de export.”
De meeste van de bedrijven hebben het aanbod inmiddels geaccepteerd.
Morren
De economische crisis kwam in 2009 hard aan in Katanga. Lage prijzen voor grondstoffen dwongen veel mijnbouwbedrijven om personeel te ontslaan.
Op hetzelfde moment stegen ook de voedselprijzen in het gebied. De bevolking begon steeds meer te morren over de weigering van mijnbouwbedrijven om hun werknemers van voedsel te voorzien.
Congo levert ongeveer de helft van de wereldwijde productie van kobalt, een metaal dat onmisbaar is bij de fabricage van herlaadbare batterijen van bijvoorbeeld mobiele telefoons. Verder is Congo de grootste tinproducent van Afrika.