De autoriteiten in het Britse overzeese gebiedsdeel ten noorden van Haïti hebben laten weten dat de groep in een sporthal is opgevangen en voorlopig niet teruggestuurd wordt. Haïtianen proberen regelmatig armoede in eigen land te ontvluchten en in overvolle bootjes de eilandengroep te bereiken, die 145 kilometer verderop ligt.De marine controleert sinds de beving intensiever in het gebied, omdat gevreesd wordt dat een groot aantal Haïtianen zal proberen het grotendeels verwoeste Haïti te verlaten voor de Turks– en Caicoseilanden.

Ondertussen krijgen de overlevenden van de beving op 12 januari te maken met ziektes die zich langzaamaan verspreiden in het eiland. Het gaat onder meer om diarree en tetanus. De ramp kostte aan mogelijk 200.000 mensen het leven. Ongeveer een miljoen mensen zijn dakloos geraakt. Zeventien dagen na de ramp zijn er echter nog altijd groepen mensen die nauwelijks tot geen hulp hebben gezien.

De Haïtiaanse president René Préval uitte vrijdag stevige kritiek op het gebrek aan coördinatie bij de internationale hulpverleners, die het geven van hulp niet op elkaar zouden afstemmen en de Haïtiaanse regering niet zouden betrekken bij hun plannen.

Een Britse BBC–verslaggever trof ter plaatse een paar Belgische hulpverleners aan, die met een biertje in de hand vertelden dat ze een watertruck hebben meegebracht, die volgens het Wereldvoedselprogramma van de VN niet nodig is.

De verslaggever ging ook kijken bij een tentenkamp dat ten noorden van de stad zou zijn opgeslagen. Hij trof ter plaatse een grote groep Haïtianen aan, die vooralsnog zo goed als verstoken blijft van hulp. Sommigen hadden al dagenlang niet gegeten en de groep, die bestaat uit honderden volwassenen en kinderen, slaapt onder de blote hemel bij gebrek aan een tent.