Op Bali zorgen ”pecalangan” voor orde en rust
”Security” -veiligheid- is op het Indonesische eiland Bali hét thema van de dag sinds daar vorig jaar op 12 oktober twee zware bommen ontploften. En ook al krabbelt de toeristensector weer overeind, het is nog altijd stil in de uitgaanscentra van Denpasar, Kuta en Legian. Vandaar dat gehamer op ”security”, want de Balinezen lijden onder het wegblijven van zoekers van vertier. Maar hoe zit het nu met die ”security” op Bali? Wie daar een antwoord op zoekt komt al gauw terecht bij een wonderlijk instituut, de ”pecalangan”, de Balinese burgerwacht.
Het is vrijdagavond rond tienen als ik in Denpasar een taxi instap op zoek naar patrouillerende pecalangan. En jawel, op de Jl. Gajah Mada duiken ze op: zes mannen in rood-zwarte kleding, die met de handen in de zakken het voorbijrijdende verkeer gadeslaan - patrouilleren is in dit verband wel een heel groot begrip. De mannen maken deel uit van de ”desa pakraman Denpasar”, wat zoveel betekent als de adat-buurt in Denpasar.
Nog niet zo heel lang geleden heette dat gewoon ”desa adat” -traditionele dorpsgemeenschap- maar Balinezen zijn chauvinistisch en dulden zelfs een als typisch Indonesisch bekende term als adat niet meer in hun woordenboek. Het woord is namelijk van Arabische komaf. Vandaar dat nu de Balinese vertaling ”pakraman” in zwang is.
Typisch Balinees is in ieder geval ook die sterke gerichtheid op de lokale dorps- of buurtgemeenschap, de ”banjar”, iets wat je ook bij zo’n pecalangan tegenkomt. De sociale controle en onderlinge zorg die zo’n groep bewoners aan de dag legt wordt zelfs als het gebinte van de Balinese samenleving gezien. Ook in een verstedelijkt gebied als Denpasar fungeren deze banjars nog volop.
Zo’n honderd man doen in Denpasar mee om continu, dus dag en nacht, de veiligheid op straat te bewaren, vertelt Nyoman Sudarta (40), een van de zes pecalangan-leden die deze vrijdagavond wacht lopen. Ze werken in ploegendienst, en wisselen elkaar zo om de acht uur af. Deze avond houdt het werk vooral in ervoor te zorgen dat marktkooplui hun waar niet al te dicht bij de straat stallen. Een andere keer, bijvoorbeeld tijdens een religieuze optocht, regelen ze het verkeer. Of ze door de politie ook worden ingezet bij het opsporen van vermeende aanslagplegers? „Jazeker”, zegt Made Sukadana (47), die samen met zijn maatje Ketut Ayirta (42) op een andere hoek van de straat de wacht houdt. „Sinds de aanslag van 12 oktober kijken we extra goed uit onze doppen, en soms krijgen we van de politie signalementen doorgespeeld van verdachte figuren.” Hoe het concreet verdergaat zodra iemand daadwerkelijk opgepakt is, blijft een raadsel, want op mijn vraag of ik zijn wapen mag zien, volgt een verlegen lachje. De kris, het wapen bij uitstek van de pecalangan, dragen we alleen bij ceremoniële gebeurtenissen, zegt Made Sukadana. Wordt een dief gegrepen dan is het zaak hem zo snel mogelijk aan de politie over te dragen.
De kracht van de pecalangan, zegt een Balinese ingewijde, zit niet zozeer in hun wapen, maar in hun kennis van de omgeving. Ze komen immers zelf uit de buurt die ze bewaken en kennen daar iedereen. Een vreemdeling is in een mum van tijd gesignaleerd.
Bij de politie ligt dat precies andersom, zeker nu extra personeel van buiten Bali is aangetrokken vanwege de bomaanslag. „We hebben als vrijwilligers ook veel meer hart voor de zaak”, voegt Sukadana eraan toe. „En maar één doel voor ogen, en dat is dienstbaar zijn aan onze banjar, onze eigen buurt.”
Er is nóg een typisch ’wapen’ dat de pecalangan inzetten ten dienste van de dorps- en buurtveiligheid: de ”kul-kul”. Dat is een holle bamboebuis die als een trommel wordt gebruikt zodra er onraad is. Nyoman Sudarta legt uit dat aan het ritme van de slagen is te horen om welk soort onraad het gaat. Maar hier, te midden van de vele knetterende bromfietsen, heeft zoiets weinig zin.
Vanwege al die traditionele voorwerpen en gebruiken zou je bijna denken dat de pecalangan een oeroud Balinees verschijnsel zijn. Maar dat is helemaal niet zo. In een artikel in het maartnummer van het tijdschrift ”Inside Indonesia” doet de Balinese antropoloog Degung Santikarma een boekje open over de opkomst en betekenis van deze burgerwachten. Hij schetst ook een grimmiger beeld van deze vrijwillige ’weldoeners’.
De meeste pecalangan zijn opgericht direct na het vertrek van president Suharto in 1998. Dorpelingen wilden zo een dam opwerpen tegen de „brute willekeur” van de staatsmacht, maar dat gebeurde op een moment dat er in Indonesië juist kansen waren voor democratie en civiel bestuur. Door de oprichting van de pecalangan, aldus antropoloog Degung Santikama, is er juist een trend van remilitarisering van de Balinese samenleving ingezet. In naam van de Balinese traditie en cultuur is het militaire apparaat in een andere gedaante juist dieper het alledaagse leven binnengedrongen.
Dat geloof in de oeroude wortels van de pecalangan zit diep bij de gemiddelde Balinees en het wordt zichtbaar in de kledij van de leden. Bij hun taakuitoefening in de banjars dragen de mannen fraaie sarongs, vastgebonden met een poleng, een lendendoek, met daartussen uiteraard een vervaarlijke kris - een dolk met golvend lemmet. Maar vraag je een doorsnee burger waar de pecalangan nu echt vandaan komen, dan krijg je heel verschillende aantwoorden. En al helemaal niemand weet de herkomst van het woord zelf, pecalangan.
Zoals gezegd hebben pecalangan vooral taken bij ceremonies en rituelen - en daarvan zijn er nogal wat op het hindoeïstische eiland. Op de Balinese nieuwjaarsdag, Nyepi, vanouds een dag van stilte en inkeer waarop de straten er verlaten bij (behoren te) liggen, zorgen de pecalangan ervoor dat die rust er ook is. Op andere dagen regelen ze het verkeer, houden onoorbaar geklede toeristen weg bij tempels en bewaren de orde tijdens de populaire hanengevechten op straat. De Balinese overheid heeft hun taak als aanvulling op het politiewerk inmiddels bij wet geregeld. En zodoende bewaken ze ook de rosse buurten van Denpasar en Kuta en beschermen ze bars en dancings tegen loshandige dronkelappen. In de chique buurten van Nusa Dua worden pecalangan betaald voor het bewaken van dure hotels.
Eigenlijk zijn pecalangan te vergelijken met ’gewone’ burgermilities die in andere delen van Indonesië zijn opgericht. Maar er is één groot verschil volgens antropoloog Santikarma. Pecalangan worden namelijk geprezen als modelmilities die zich „opofferen” voor „de goede zaak” en geen vlieg kwaad doen. Maar dat is schijn, weet Santikarma. Hij wijst daarbij op het verband met de mythe rond deze burgerwacht. Alles wat pecalangan doen wordt vergoeilijkt, verzacht en bedekt vanuit de adat/pakraman-gedachte: pecalangan zijn niet slechts de belichaming van die traditie en cultuur, ze beschermen die ook.
De mythe rond heel Bali als oord van harmonie en vrede is op datzelfde denkbeeld gebaseerd. Zelfs in geval van moord zullen Balinezen daarom nooit de term voor bruut geweld -”kekerasan” of ”kerusuhan”- gebruiken, maar verzachtend spreken over ”kasus adat”, onenigheid over adat.
Wat dat concreet betekent weten de ouders van twee jongens van 12 en 13 jaar. Die werden onlangs verdacht van diefstal en, nadat er heftig op de kul-kul was geslagen, door leden van de pecalangan gegrepen en voor de ogen van hun vriendjes doodgeslagen. Geen van deze mannen heeft zich ooit hoeven te verantwoorden, omdat hun optreden naar de mening van de dorpsgemeenschap niets met misdaad had te maken. Ingebed in de Balinese traditie en cultuur veranderen zo zelfs moord en doodslag in iets waardevols en edels. Dit is het tweede artikel in een serie over Bali na de bomaanslagen.