Knesset accepteert omstreden identificatiewet
Krijgt Israël een efficiënt identificatiesysteem om straks beter terreur en misdaad te kunnen bestrijden of wil de staat te veel informatie over burgers verzamelen? De Knesset keurde vorige week de ”biometrische database wet” goed. Tegenstanders spreken van de „big brother wet.”
Dat Israël, evenals andere landen, een goed systeem nodig heeft om de identiteit van mensen te verifiëren, is logisch. Het land heeft in de afgelopen jaren gekampt met een zware golf van terreur, maffiosi en andere criminelen zijn actief, en er bevinden zich allerlei illegale immigranten in het land.Als de wet van kracht wordt, gaat een proefperiode van twee jaar in waarin mensen op vrijwillige basis de nieuwe identiteitskaart kunnen krijgen. Daarna kan de minister van Binnenlandse Zaken besluiten de proef voor twee jaar te verlengen of de kaart verplicht stellen voor alle Israëlische burgers en ingezetenen. De Palestijnen op de Westoever krijgen hem dus niet, maar die in Oost-Jeruzalem wel. Zij bezitten namelijk Israëlische identiteitspapieren.
Op de nieuwe kaart wordt een chip aangebracht met gegevens over twee vingerafdrukken en de contouren van het gelaat. De gegevens worden opgeslagen in een database van het ministerie van Binnenlandse Zaken. De gegevensbank bestaat uit twee van elkaar gescheiden delen: een deel voor de fysieke gegevens en een deel voor gegevens als naam, adres en familieleden. De politie kan de gegevens uit de database van een persoon opvragen, als de rechter daar toestemming voor geeft.
Er is aan de nieuwe kaart ook een voordeeltje verbonden. Eigenaars kunnen straks kortere wegen nemen in de bureaucratie, door handelingen met de nieuwe kaart te ‘tekenen’.
Tegenstanders van de nieuwe methode hebben geen bezwaren tegen de chip met biometrische gegevens om vervalsingen van de kaart tegen te gaan. Waar zij wel bezwaar tegen aantekenen, is dat de gegevens allemaal in een database terechtkomen. Zij vrezen dat gegevens uitlekken of dat instanties er ongeoorloofd gebruik van gaan maken.
Knessetlid Meir Sheetrit (Kadima), de voormalige minister van Binnenlandse Zaken en initiatiefnemer van de wet, veegt de bezwaren met grote kracht van tafel. „Volgens de gegevens van de politie wonen er 350.000 mensen illegaal in Israël met valse documentatie. Zij plegen honderdduizenden misdaden.”
De database is volgens Sheetrit nodig als verificatiemiddel. „Zonder een database kun je er niet zeker van zijn dat de drager van de kaart ook echt die persoon is. Als iemand zegt: „ik ben die persoon” en je kunt zijn vingerafdruk niet vergelijken, kun je er nooit zeker van zijn of het waar is of niet.”
De groep die tegen het nieuwe systeem is, is volgens Sheetrit klein doch luidruchtig. Ze hoeven zich geen zorgen te maken. „De database wordt zeer goed bewaakt. Niemand heeft toegang, behalve de managers van de database.”
Scheikundige en vroegere functionaris bij de politie prof. Yossi Almog van de afdeling forensische wetenschappen van de Hebreeuwse Universiteit, wijst erop dat er andere databanken bestaan met persoongegevens, „die iedereen accepteert.” Dat zijn bijvoorbeeld de supermarkten, die op grond van creditcards weten van wat soort melk iemand houdt.
Hij geeft toe dat er in het verleden bij het ministerie van Binnenlandse Zaken fouten zijn gemaakt. Maar andere instellingen bleken zeer goed te zijn in het bewaken van gegevens.
Al met al zijn volgens Almog de voordelen groter dan de nadelen. De politie kan sneller nagaan of iemand inderdaad de persoon is die hij zegt te zijn en terreurslachtoffers kunnen sneller worden geïdentificeerd.