Buitenland

Stalin, marxist over lijken

„Wij hadden reeds lang vergeten dat hij sterfelijk was. Hij was een almachtige, geheimzinnige godheid geworden”, schreef Ilja Ehrenburg, die dicht in de buurt stond van Josef Vissarionovitsj Djoegasjvili. Toch kwam ook aan het leven van deze „godheid” een einde. Op 5 maart 1953 blies Josef Djoegasjvili alias Stalin op 73-jarige leeftijd zijn laatste adem uit. Samen met Adolf Hitler -de man met wie hij vaak in één adem wordt genoemd- was de ”Man van Staal” een van de meest beeldbepalende figuren van de twintigste eeuw.

28 February 2003 21:07Gewijzigd op 14 November 2020 00:10

Josef Djoegasjvili kwam op 21 december 1879 in het Georgische Gori -onderdeel van het tsaristische Rusland- ter wereld als vierde kind in het gezin van een straatarme schoenmaker. De kleine Josef was de enige die de volwassen leeftijd zou bereiken. Stalins jeugd was „niet zo prettig”, vertelt dr. Erik van Ree in zijn werkkamer van de Universiteit van Amsterdam (UVA). Aan de muur hangt een portret van de man die hij als oud-maoïst ooit bewonderde. ”Das ist der Frieden” luidt de tekst onder de poster waarop Stalin staat afgebeeld, omgeven door idolate leden van de communistische jeugdbeweging van de voormalige Duitse Democratische Republiek (DDR). „Uit memoires van mensen die hem als kind kenden, blijkt dat Josefs vader een dronkelap was die hem vaak sloeg, en dat hij een overdreven strenge moeder had. Maar ik geloof niet dat er sprake was van wilde terreur van de kant van zijn ouders”, aldus Van Ree, die zich tegenwoordig als wetenschapper met de voormalige Sovjetleider bezighoudt en een boek schreef waarin hij het politieke denken van Stalin behandelde.

In 1894 werd ”Soso”, zoals zijn moeder hem liefkozend noemde, leerling op een seminarie in Tblisi. Het was de vurige wens van zijn moeder dat Josef priester zou worden. Op de school raakte de jonge Stalin in de ban van de revolutionaire ideeën van het marxisme, reden waarom hij een jaar voor het eindexamen van school werd verwijderd.

Over de invloed van Stalins jeugd op zijn verdere leven, is Van Ree terughoudend. „Ik kan me voorstellen dat er bij hem gevoelens van rancune en agressie zijn gegroeid. Maar Stalin was natuurlijk lang niet de enige die in beroerde omstandigheden opgroeide. Zelfs al zou hij een dramatische jeugd hebben gehad, dan nog reageren kinderen daar niet op dezelfde manier op. Je kunt geen wiskundig model loslaten op je kinderjaren en vervolgens bepalen hoe de rest van je leven eruitziet.”

Het probleem is dat er nog steeds weinig betrouwbare informatie over Stalins jeugd beschikbaar is. „Vroeger was de hele geschiedschrijving over Stalin voornamelijk gebaseerd op anekdotes en memoires. De afgelopen tien jaar is dat flink veranderd, doordat archieven zijn geopend en veel nieuwe informatie beschikbaar is gekomen. Maar dat geldt niet voor de periode van Stalins leven vóór 1917, het revolutiejaar. Over die tijd is nog altijd weinig informatie voorhanden.”

Zout der aarde
Zijn loopbaan als beroepsrevolutionair begon Stalin in 1899 als propagandist van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij van Rusland. Onder de schuilnaam ”Koba” (de Onbedwingbare) organiseerde hij demonstraties en stakingen. Vanwege zijn activiteiten werd hij in 1902 opgepakt en verbannen naar Siberië. Twee jaar later wist hij te ontsnappen. Tot 1917 zou Stalin nog acht keer worden gearresteerd en zeven keer verbannen; de laatste maal van 1913 tot 1917.

Tijdens en na de communistische staatsgreep van 1917 speelde Stalin, die zich in 1905 had aangesloten bij de bolsjewistische partij van Lenin, een weinig opvallende rol. Aanvankelijk nam hij ook een afwachtende houding aan. Pas toen de verbannen Lenin naar Rusland terugkeerde, schaarde hij zich openlijk achter de man die hem tot het ”zout der aarde” rekende, en uiteindelijk de macht van de Communistische Partij (CP) wist veilig te stellen.

Een cruciale datum in het leven van Stalin was 3 april 1922, toen Lenin -zij het met enige aarzeling- Stalin benoemde tot secretaris-generaal van het Centraal Comité, het uitvoerend orgaan van de CP. Op dat moment was hij ook al lid van het Politburo, het dagelijkse bestuur van de CP, en het Organisatiebureau, verantwoordelijk voor de uitvoering van de beslissingen van het Politburo. Stalin was de spin in het communistische machtsweb geworden en slaagde er, na de dood van Lenin in 1924, in door wisselende bondgenootschappen al zijn politieke tegenstanders uit te schakelen. Na de verbanning van zijn voornaamste rivaal -Trotski, in 1928- was Stalin de onbetwiste leider van de Sovjet-Unie.

Blauwdruk
In de jaren dertig ruimde Stalin vervolgens al zijn overgebleven (vermeende) politieke tegenstanders uit de weg. De ”zuiveringen” bereikten hun hoogtepunt in de jaren 1937-38 gedurende de periode van de zogenaamde ”Grote Terreur”. Verder kwam de dictator met het eerste vijfjarenplan, dat moest leiden tot een aanzienlijke productiestijging in industrie en landbouw. Die laatste sector werd bovendien het slachtoffer van een gedwongen collectivisatie, wat leidde tot een enorme hongersnood. Zo ontstond het beeld van een dictator die maar één doel had: handhaving van zijn ongebreidelde macht.

„Stalin was een machtswellusteling, maar had ook wel degelijk een blauwdruk van hoe de wereld eruit moest zien”, meent de universitair docent. „Zijn ideaal was voluit marxistisch: uitroeien van het privé-eigendom van productiemiddelen en totale nationalisatie van de economie in de vorm van een dictatuur. Dat blijkt bijvoorbeeld uit zijn privé-bibliotheek, waarin nog een boek van Karl Marx staat dat pas in 1950 in de Sovjet-Unie is verschenen. Daarin staan aantekeningen van Stalin bij gedeelten die gaan over het communisme en de dictatuur van het proletariaat. Blijkbaar vond hij het boek aan het einde van zijn leven nog interessant genoeg om te bestuderen.”

Dat Stalin in de jaren dertig een meer nationalistische koers ging varen, doet aan zijn marxistische overtuigingen geen afbreuk. „Het idee van de wereldrevolutie zette Stalin weliswaar op de tweede plaats, maar het verdween niet. Stalin bleef de communistische partijen buiten de Sovjet-Unie altijd steunen en adviseren over hoe ze het beste aan de macht konden komen.”

Eendimensionaal
„Stalin was een enorm tacticus. Hij vond dat de communistische partijen in het buitenland niet doldriest te werk moesten gaan. Ook wilde de autocraat wel samenwerken met wat hij noemde de ”vertegenwoordigers van de oude wereld”. Maar uiteindelijk wilde hij hen wel een mes in de rug steken. Tactisch gezien was Stalin een opportunist, maar qua einddoel was hij een fanaticus die wist waar hij naartoe wilde.” Van Ree gelooft dan ook niet dat Stalin vlak voor zijn dood serieuze plannen had om West-Europa aan te vallen.

Stalin was verder iemand die rotsvast geloofde wat hij publiekelijk zei. „Als je in de archieven duikt, verwacht je dat zijn toon verandert naarmate je dieper in zijn privé-leven doordringt. Maar dat is niet het geval. Wanneer Stalin publiekelijk iemand van spionage beschuldigde, beweerde hij onder vrienden precies hetzelfde, iets wat je wellicht niet zou verwachten. Er is maar één platte, eendimensionale Stalin.”

Van Ree haalt een absurd voorbeeld aan. Stalin gelastte eens de arrestatie van een mijndirecteur. De mijn was ingestort en Stalin verdacht hem van sabotage. De directeur werd verhoord, gemarteld en ’bekende’. Hij zou in opdracht van de Duitse regering hebben gehandeld. Toen het hoofd van de politie rapport uitbracht, geloofde Stalin hem niet. Hij was ervan overtuigd dat Parijs de boosdoener was. Hij liet de directeur opnieuw ’ondervragen’. Die ’bevestigde’ Stalins versie alsnog; hij erkende Stalin te hebben willen misleiden.

„Ik vergelijk het wel eens met de heksenprocessen in de Middeleeuwen. De inquisiteurs wisten natuurlijk heel goed dat de verdachten bekenden omdat ze werden gemarteld. Maar de ondervragers waren ervan overtuigd dat hun slachtoffers door de duivel waren bezeten. Via marteling haalden ze alleen maar de details van de waarheid boven water. Het feit dat de inquisiteurs hun slachtoffers de bekentenis in de mond legden en die ook nog eens via geweld afdwongen, betekende in hun ogen dus helemaal niet dat die niet waar zou zijn.”

Balans
De overtuiging van Stalin dat hij altijd gelijk had, komt volgens Van Ree voort uit een „mengeling van angst en een almachtsfantasie. Stalin meende dat hij alles wist en precies kon voelen wat een ander van plan was. Had hij zijn standpunt eenmaal bepaald, dan was hij daar niet meer vanaf te brengen. Stalin had een enorme hoge pet van zichzelf op. Tegelijk zag hij overal vijanden.”

Het feit dat Stalin in 1941 tegen beter weten in geloofde dat Duitsland hem niet zou aanvallen, lijkt die bewering tegen te spreken, maar dat is slechts schijn. „Berichten uit het Westen moesten hem ervan overtuigen, dat Hitler op het punt stond de Sovjet-Unie binnen te vallen. Die geloofde Stalin echter niet omdat hij dacht dat de geallieerden hem bij de oorlog wilden betrekken. Stalin kon zich geen aanval op zijn land voorstellen zolang Hitler niet definitief Engeland had verslagen. Dat was voor hem te irrationeel. Dat Stalin het gevaar van Duitsland wel degelijk serieus nam, bleek uit zijn oorlogsvoorbereidingen.”

Een balans opmakend van zijn leven, is het de verdienste van Stalin dat hij van het agrarische Rusland een atoommacht maakte, stelt Van Ree. Hij nuanceert deze uitspraak echter meteen door er tegenover te stellen dat Rusland aan het einde van de 19e eeuw sowieso op weg was een moderne staat te worden. „Het is goed mogelijk dat er nooit een bolsjewistische revolutie zou hebben plaatsgehad als de Eerste Wereldoorlog er niet was geweest. In dat geval zou Rusland zich met minder ellende in dezelfde richting hebben ontwikkeld. Misschien was de industrialisatie minder snel verlopen. Aan de andere kant kostte de industrialisatie ook enorm veel, niet alleen in de zin van mensenlevens maar ook economisch. Je kunt Stalin bepaalde verdiensten niet ontzeggen, maar die kun je wel enorm relativeren.”

Slachtoffers
Over het aantal slachtoffers dat Stalin op zijn geweten heeft, is altijd druk gespeculeerd. „Het klassieke getal is 20 miljoen. Er zijn nog hogere getallen genoemd, maar dat is onder wetenschappers nooit serieus genomen.” Het getal van 20 miljoen was als volgt opgebouwd: 1 miljoen mensen kwamen om ten tijde van de Grote Terreur; onder de ’gewone’ bevolking stierven in 1933 5 à 6 miljoen mensen de hongerdood als gevolg van de gedwongen collectivisatie van de landbouw; 10 miljoen doden vielen in de concentratiekampen, en de rest bestond uit koelakken (rijke boeren) en slachtoffers van gedwongen deportaties van bevolkingsgroepen, bijvoorbeeld uit de Kaukasus.”

Wetenschappers schatten het aantal slachtoffers tegenwoordig beduidend lager. „Vooral het dodental in de concentratiekampen ligt veel lager dan tot dusver werd aangenomen. Het gaat eerder om 1 à 2 miljoen mensen dan 10 à 12.” In de overige categorieën zijn de verschillen niet al te groot. De UVA-docent houdt echter een slag om de arm. „Het is specialistisch rekenwerk. Veel hangt ook af van de vraag welke criteria je hanteert. Het kan best zijn dat over een aantal jaren het getal weer naar boven moet worden bijgesteld.”

Zoals bekend maakte Stalin ook veel slachtoffers onder christenen en ander religieuze groeperingen. Precieze aantallen kent Van Ree niet. „Van de 700.00 slachtoffers die tijdens de ”Grote Terreur” vielen, zijn enkele tienduizenden mensen vanwege hun rol in kerken omgebracht. Van kerk en religie moest Stalin niets hebben. Dat heeft alles te maken met het karakter van het communisme, dat materialistisch en godontkennend is. Maar Stalin maakte zich over de godsdienst niet zo druk als sommige bolsjewieken, die van de strijd tegen de religie een soort particuliere hobby maakten. Stalin zag godsdienst vooral als een machtsfactor die hij wilde breken. De kerk was voor Stalin een reactionair instituut dat de oude orde moest handhaven en dat daarom moest worden vernietigd.”

Het hebben van godsdienstige opvattingen was ook een van de redenen waarom Stalin een hekel had aan Joden. Stalins antisemitisme was echter niet racistisch of biologisch gemotiveerd, zoals bij Hitler. „Dat zou strijdig zijn met zijn wereldbeeld dat mensen door opvoeding kunnen worden veranderd”, zegt Van Ree. „Stalin associeerde Joden verder met het kapitalisme, de doodsvijand van het marxisme. Ook keek Stalin, die voorstander was van een moderne en sterke staat, vanwege hun diasporatraditie met verachting neer op de Joden.” Toen in 1948 de staat Israël werd geboren, werd Stalins aversie ten opzichte van de Joden er niet minder op. „Stalin stond altijd zeer wantrouwig tegenover volken in de Sovjet-Unie die een eigen staat buiten het land hadden.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer