Hoogleraren hekelen onderzoek ’Twente’
ENSCHEDE (ANP) – Vier hoogleraren hebben scherpe kritiek geuit op het onderzoek van Wiet Janssen naar de effectiviteit van ontwikkelingshulp. De dissertatie van Janssen is volgens de wetenschappers van „bedenkelijke kwaliteit", schrijven zij in een brief aan de Universiteit Twente. De promovendus verdedigt zijn onderzoek donderdagmiddag aan de UT.
Ontwikkelingshulp houdt een continent als Afrika arm. Kinderen blijven wel in leven, maar raken ondervoed. Landen die veel hulp krijgen, ontwikkelen zich niet sneller dan landen die het zonder hulp moeten stellen. Het is eerder omgekeerd, beweert onderzoeker Janssen in zijn proefschrift. De vier hoogleraren op het gebied van ontwikkelingshulp, Paul Hoebink (Radboud Universiteit), Jan Willem Gunning (Vrije Universiteit Amsterdam), Eric Smaling (Wageningen Universiteit) en Rob Visser (Universiteit Utrecht) vinden dat Janssen zijn proefschrift heeft gebaseerd op secundaire bronnen en niet op origineel onderzoek.Volgens de briefschrijvers zijn de conclusies van Janssen louter gebaseerd op een zestal onderzoeken van het ministerie van Ontwikkelingssamenwerking en citeert hij alleen de negatieve aspecten. Bovendien geeft hij gebruikte wetenschappelijke literatuur veelal ongenuanceerd weer, aldus de hoogleraren. Ze spreken van een ware kruistocht tegen de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking en ook nog geschreven in krakkemikig Engels. De vier vinden dat het onderzoek niet toegelaten had mogen worden tot promotie.
De Universiteit Twente noemt in een reactie de aantijgingen van de hoogleraren „feitelijk onjuist”. De dissertatie is niet alleen gebaseerd op secundair bronnenmateriaal, maar ook op interne en vaak vertrouwelijke documenten van het ministerie van Buitenlandse Zaken en er zijn diverse interviews afgenomen, zo verdedigt de universiteit zich. Ook zegt de UT dat er niet alleen maar negatieve conclusies worden getrokken, maar dat ook positieve zaken aan de orde komen.