Voor de diaken is er werk aan de winkel
Het basisboek diaconaat ”Dienen en delen”, dat sinds kort in de boekhandel ligt, verschijnt op het moment dat er voor de diaken werk aan de winkel is. „Met de Wet maatschappelijke ondersteuning doet de overheid een appel op de kerk: doe mee.”
Een basisboek over diaconaat is dan ook geen overbodige luxe, stelt projectleider en mede-auteur A. Heystek tijdens een van zijn laatste dagen als diaconaal consulent van de Christelijke Gereformeerde Kerken. „De diaken heeft tot voor kort, als het gaat om de zorg in de directe omgeving van de kerk, niet veel hoeven doen. Met de WMO doet de overheid een appel op de kerk: doe mee.”Reden voor het boek is volgens de verschillende auteurs ook dat de bestaande werken die vanuit gereformeerd perspectief over dit onderwerp werden geschreven, uitverkocht zijn en geen herdruk krijgen.
De redactie van ”Dienen en delen” wordt gevormd door dr. G. C. den Hertog en dr. A. Noordegraaf. Samen nemen ze het eerste, theoretische deel van het basisboek voor hun rekening en verkennen zij de plaats van het diaconaat in het Oude Testament en Nieuwe Testament, in de geschiedenis en in de theologie.
Actuele ontwikkelingen, zoals de invoering van de WMO, krijgen een plaats in het tweede, praktische deel. Dit deel acht Heystek vooral geschikt voor diakenen. Behalve op hen richtte de redactie zich ook op theologiestudenten en predikanten.
„Bron en norm” van het boek is de Heilige Schrift. Een bewuste keuze, licht Heystek toe. Andere publicaties op de markt zijn volgens hem „breed oecumenisch” en „typisch wetenschappelijk” van aard. „Een Bijbelse onderbouwing en een praktische toepassing tref je daarin nauwelijks aan.”
Het jaar 2007 noemt Heystek een keerpunt. „Het diaconaat krijgt een herkansing. Iemand die aanklopt bij de diaconie kreeg altijd te horen: Natuurlijk helpen wij jou, maar ben je al bij het gemeentehuis geweest?” Nu, zegt Heystek, gebeurt precies het omgekeerde. „Van de zijde van het gemeentehuis klinkt het: Ben je al bij de diaconie geweest? Wat betekent dat niet alleen gemeenteleden maar ook mensen van buiten de kerk een beroep op de kerk gaan doen. Dat is gloednieuw.” Vlug: „Nou ja, historisch gezien niet natuurlijk.”
Keerzijde hiervan is volgens Heystek dat de overheid zich terugtrekt uit de zorg. „Kerken moeten dit signaleren en zo nodig protesteren.”
Beseffen kerken ook welke kansen zij krijgen? Heystek: „Het hele land ben ik doorgegaan, van Zaamslag tot Ulrum. Er is in de CGK geen diaken die nog nooit van de WMO gehoord heeft. Maar dan is er die verlegenheidsvraag: wat gaan we doen en hoe?
De vorming van een zogenoemd diaconaal platform op lokaal niveau, waarin alle kerken die dat willen participeren en samenwerken, blijkt niet het grootste probleem. Het is volgens Heystek de overheid die het proces laat stagneren. „In 90 procent van de burgerlijke gemeenten hebben ambtenaren nog niet door dát ze kunnen samenwerken en wat ze van kerken kunnen verwachten. Sommige gemeenten zien samenwerking als vermenging van kerk en staat. Dit geeft problemen zoals in Amsterdam, waar de gemeenteraad de bewegingsruimte van identiteitsgebonden organisaties beperkt.”
Toch, zo geeft hij aan, is dit slechts een kwestie van tijd. „De jonge generatie, die niet bewust met de kerk gebroken heeft, denkt: So what, laat die kerken doen waar ze goed in zijn.”
Een goede samenwerkingsrelatie is dus denkbaar. Op voorwaarde dat kerken zuiver en transparant zijn. „Dus niet diaconaal werk doen en stiekem evangelisatie bedoelen.”
Hoewel kerken graag present willen zijn in de samenleving, kunnen zij op het gebied van diaconaat nog wel wat leren, zegt Heystek. Met het boek –dat overigens bewust geen handboek wordt genoemd omdat de auteurs niet pretenderen volledig te zijn– beogen de schrijvers de diaconale roeping onder de aandacht van kerken en vooral predikanten te brengen.
„Predikanten zijn te veel gefocust op prediking, pastoraat en catechisatie en besteden het diaconaat uit aan de diaconie”, is de waarneming van Heystek. „Terwijl zij de leiders van de gemeente zijn en bovendien kennis en ervaring op dit terrein bezitten. Velen zijn zich nauwelijks bewust dat ze in het pastoraat ook diaconaal bezig zijn. Preken gaan nauwelijks over diaconaat. Terwijl je zou moeten horen: wat betekent deze preek nou voor u, voor morgen, voor uw buurvrouw?”
Hoewel Heystek zich bewust is van mogelijke voetangels, droomt hij ervan dat de deuren van de kerk opengaan. „Dat er kinderen op het kerkplein spelen, dat de gemeente een barbecue voor de buurt organiseert. Waarom is er geen kinderopvang of zorgloket in de kerk? Zo beschouwd is 2007 een lichtpuntje. De kerk kan weer een licht in de samenleving worden.”