„We verstijven van schrik zodra de zitbank wat wiebelt”
De Nederlandse familie Smith maakte op 30 september de aardbeving op Sumatra mee en de schrik van die ervaring zit er een maand na dato nog flink in. Terug op hun standplaats Kathmandu (Nepal) beleven ze iedere trilling als aankondiging van een nieuwe ramp. Op Sumatra is het niet veel anders onder de duizenden getroffenen.
Vader Nico werkt in Nepal als zogenaamde TOPper (Tijdelijk Overzees Personeel) voor een partner van de Nederlandse hulporganisatie Tear. Samen met zijn vrouw en twee kinderen was hij op vakantie op Sumatra toen de aardbeving daar eind september plaatsvond.Wrang is dat de twee kinderen Stefan (12) en Elseline (10) helemaal niet zaten te wachten op een vakantie in Padang, omdat ze bijna vijf jaar geleden precies daar een aardbeving hadden meegemaakt. Het gezin Smith woonde elf jaar in Padang voordat het voor Tear naar Nepal vertrok. „We willen best voor vakantie terug naar Padang, maar willen niet dat zoiets daar weer gaat gebeuren”, citeert Smith zijn kinderen. „Dan ben je daar net een paar dagen en gaat het opeens toch weer mis.” De schokken hakten er bij de kinderen extra hard in omdat op dat moment hun ouders niet bij hen waren.
Het officiële dodental van de beving (7,6 tot 7,9 op de schaal van Richter) bedraagt 1117. Aanzienlijk lager dan „de vele duizenden doden” die direct na de beving werden gemeld. Dat neemt niet weg dat er dramatische gevolgen zijn voor de overlevenden. Vorige week was Smith een week in het rampgebied om voor Tear en Tearfund UK voorstellen te doen voor een programma van wederopbouw. Onder de overlevenden zit de schrik er nog goed in, merkte hij. „Zelf was ik ook constant alert op een nieuwe beving. Bij de minste of geringste naschok –en er waren er enkele– had ik de neiging direct naar buiten te rennen.”
Omdat de inwoners van Padang en omgeving de tsunami bij Atjeh, op tweede kerstdag 2004, intens meebeleefden, zit vooral de angst voor zo’n vloedgolf er diep in. Elke keer dat Padang en omstreken door een beving wordt getroffen, gaat de blik richting zee.
Zijn in de stad Padang vooral kantoren, hotels en winkelcentra zwaar getroffen –vele verdiepingen tellende gebouwen stortten in– op het platteland zijn het vooral de huisjes van burgers die werden weggevaagd. Het district Padang Pariaman, ten noorden van de stad Padang, leden de ergste schade. Diverse dorpen zijn er als gevolg van de aardbeving in combinatie met zware regenval door modderlawines verzwolgen. „In een van de dorpen”, vertelt Smith, „was net een bruiloft aan de gang toen de beving gebeurde. Een groot deel van de gasten werd levend begraven onder de modder.”
De dorpen die zijn bedolven worden met rust gelaten. Ze zijn officieel tot massagraf verklaard. Vele duizenden overlevenden raakten hun huis kwijt en verblijven nog in tenten. „Deze mensen worden bedreigd door honger, gebrek aan water en door ziekten als malaria en knokkelkoorts”, zegt hulpverlener (en collega van Smith) Ranto Sibirani. „Velen zijn getraumatiseerd en bang om in betonnen gebouwen te verblijven.”
In verband met dat laatste, gaat Tear zich richten op tijdelijke huisvesting voor de dakloos geworden dorpelingen. Een gigantische klus, want in heel West-Sumatra zijn zo’n 100.000 woningen verwoest en nog eens 100.000 beschadigd.
Op langere termijn, dat wil zeggen in de komende paar jaar, is permanente woningbouw gepland. Dat moeten dan wel huizen zijn die bij een nieuwe aardbeving niet opnieuw als bordkarton instorten. Hoe die eruit moeten zien? Smith noemt enkele basistechnieken die van belang zijn: gebruik van goed gewapend beton en van pilaren die optimaal verankerd zijn in de fundering en ook onderling stevig gekoppeld. Vraag zal zijn of mensen deze duurdere constructies kunnen betalen. Smith citeert in dit verband Muh Nasir, een arbeider met een laag inkomen. Het kostte hem twintig jaar hard werken en sparen om een eigen huis te krijgen. „De komende twintig jaar moet ik geld verdienen om mijn huis weer vanaf het begin op te bouwen. Het zal zwaar zijn, vooral ook door de economische crisis.”
Intussen zitten de christenen in het gebied met een ander probleem: mogen ze hun verwoeste kerken herbouwen? Smith vertelt dat een aantal kerken in Padang zwaarbeschadigd is, sommige zijn niet meer bruikbaar; gemeenteleden komen in tenten bijeen.
Voor de bouw van een nieuwe kerk is echter een vergunning nodig. „In Padang was het altijd al lastig om die te krijgen”, zegt Smith. „Alleen in een bepaald gebied in het centrum van de stad mogen christenen hun kerk neerzetten. Daarbuiten moeten ze maar een zaal huren, en dan maar hopen dat de verhuurder niet door moslims onder druk wordt gezet om de huur op te zeggen. Kerkenraden zijn druk doende hun beschadigd gebouw erkend te krijgen als een zogenaamd “House of Worship”, huis van aanbidding, want onder dat predicaat staan ze sterker bij het verzoek om een vergunning.